Stuur ons je verhaal op, klik hier !!!!!!


Klik hier voor meer webcams !!

De slavinnen van Uchlenrode - 25791 keer gelezen
Ik werd op slag wakker. Net op tijd om te zien hoe Vetlip zich gereed maakte om mij een schop in mijn zij te geven.
«Opstaan, stomme slavin», zei hij.
Ik kon mij nog net snel genoeg wat opzij bewegen om de ergste kracht van zijn schop te ontwijken. Maar pijn deed het natuurlijk toch. Zwijgend stond ik zo vlug mogelijk op. Als Vetlip jou iets vraagt doe jij het beter maar meteen, want hij is een van de ergste beulen van Uchlenrode. Elk exkuus, zoals het niet meteen reageren of een kreet te slaken zijn voor hem een reden om jou nog een klap te geven. Nu wendde hij zich tot 8117 die naast mij op de grond lag te slapen. Zij was wat minder snel met de juiste reaktie en haalde zich zo meteen alle gemeenheid van Vetlip op de hals.
«Als ik zeg opstaan, gore slavin, dan bedoel ik ook opstaan.»
Met deze woorden haakte hij zijn vinger in de neusring van 8117 en trok haar daaraan overeind. Wij slavinnen dragen allemaal een ring in onze neus, dwars door ons tussenneusschot, en de beulen houden ervan om daar aan te trekken, want zij weten dat dat pijn doet.
Om een of andere reden hadden de ketens van 8117 zich ongelukkig om haar armen gewikkeld en zij was niet in staat om zich af te zetten om op te staan. Normaal gesproken zou zij even moeten neerzitten, haar armen vrijmaken en dan had zij kunnen opstaan. Maar Vetlip gaf haar die kans niet. Zij werd geacht op te staan en niet eerst neer te zitten, en zo bengelde het arme meisje hulpeloos aan haar neusring en zij gilde het uit. Er was niets dat ik kon doen om haar te helpen.
Uiteindelijk zag Vetlip ook wel in dat dit alles tot niets leidde, maar het zou een afgang voor hem zijn om dat toe te geven. Het smeet 8117 op de grond en wendde zich to de volgende slavin. Natuurlijk was iedereen nu wakker geworden, en het volgende meisje, 7423, had er wel alreeds voor gezorgd dat zij klaar was om Vetlip's bevel direkt op te volgen. Onder ons noemden wij deze beul Vetlip voor duidelijke redenen. Natuurlijk gebruikten wij die naam nooit rechtstreeks tot hem. Het was ook niet nodig want slavinnen waren niet toegestaan beulen uit zichzelf aan te spreken.
«Sleep haar naar de rail», kommandeerde Vetlip, wijzend op 8117 die snikkend van pijn op de grond lag. 7423 en ik pakten beiden een hand van het meisje en deden wat ons opgedragen was. In feite probeerde wij haar zoveel als mogelijk op te tillen, om haar zo min mogelijk over de ruwe grond voort te sleuren, maar met Vetlip ons in de gaten houdend, konden wij dat niet al te opvallend doen.
Onder de rail aangekomen hielpen wij haar met op te staan, zodat Vetlip haar behandelen kon. De rail, moet jij weten, is een horizontale balk op ongeveer 2,5 meter boven de grond, die in vrijwel elk slavenverblijf gemonteerd is. Er hangen katrollen aan voorzien met kettingen. Vetlip maakte de korte ketting los waarmee de polzen van 8117 aan elkaar zaten, en trok twee kettingen van de katrollen omlaag. Deze gingen aan de linker en rechter polsboei van 8117, en vervolgens hees de beul het arme meisje omhoog door aan de andere kant van de kettingen te trekken. Toen zij zo aan gespreide armen hing te bengelen, wij noemen het heel begrijpelijk de Y stand, vergrendelde hij de ketens en grijnsde haar toe.
Hangen in de Y stand is een vreselijke straf. De oude Romeinen wisten dat al en kruisigden ongewenste elementen uit de samenleving op deze manier. In feite hun methode was nog wat erger. Zonder zich om de beschadiging van pezen, zenuwen en bloedvaten te bekommeren sloegen zij spijkers door de polzen heen, zodat deze onder het handgewricht haakten, en netjes op hun plaats gehouden werden door tussen het spaakbeen en de ellepijp door te gaan. Omdat de armen van het slachtoffer zo horizontaal mogelijk getrokken werden was de uitgeoefende kracht nog wel een beetje groter dan alleen maar het gewicht van het lichaam. Het was dan ook een foltering die tot de dood leidde. In Uchlenrode gaat het iets minder radikaal toe. Alle slavinnen krijgen bij aankomst op diezelfde positie een stalen pin door hun polzen heengeslagen. Maar de beuldokter duwt pezen en dergelijke eerst opzij, zodat de beschadigingen miniem zijn. Dan krijg jij een ijzeren band om jouw polzen heengeklonken waarin deze pin vast komt te zitten. Nu is het mogelijk om aan jouw polsbanden opgehangen te worden zonder daaraan dood te gaan. Zonder die pin, met alleen maar de boeien, zouden jouw polzen uitscheuren. Desalniettemin is aan jouw polzen opgehangen te zijn heel pijnlijk. Slavinnen die net zo opgehangen zijn zie jij met hun voeten in de lucht trappelen, in de vergeefse moeite om zich los te werken, wat natuurlijk niet lukt. Spoedig echter zijn zij te ver heen om dat nog te proberen, want zij moeten al hun krachten aanwenden om te blijven ademen. Door het hangen wordt jouw borstkas dichtgedrukt, dus ademen wordt een opgave. Als een slavin dood gaat van het hangen, wat af en toe gebeurt, is het omdat zij gestikt is.
Dit alles ging als een flits door mijn hoofd toen ik 8117 zag hangen, maar veel meer tijd om er over na te denken kreeg ik niet, want Vetlip haakte een ketting aan mijn en 7423's neusring en trok ons daar aan voort, weg uit de keuken. Hij liep snel. Zo goed en kwaad het ging dribbelden wij achter hem aan. Want naast polsboeien dragen alle slavinnen ook boeien om hun enkels. (Zonder pin deze, jij wordt nooit aan jouw enkels opgehangen.) Deze beide boeien zijn met een korte ketting aan elkaar geklonken. Die ketting is net lang genoeg om mee te kunnen lopen, maar zeker te kort om er mee vandoor te kunnen rennen. En ook eigenlijk te kort om snel te kunnen lopen, want dan trek jij voortdurend links en rechts aan de ketting wat pijn doet, en als jij niet oplet verlies jij jouw evenwicht en val jij. Oh, Vetlip zou het heerlijk vinden als dat gebeurde, zou hem een reden geven om jou met zijn zweep af te rossen.
Ik vroeg mij af waar wij naar toegeleid werden en wat er van ons verwacht werd. Wij keukenslavinnen hebben, relatief bezien, een vrij gemakkelijk leven. Niet zoals die andere slavinnen die buiten de hele dag zware arbied moeten verrichten en na enkele jaren van uitputting bezwijken. Wij hoeven alleen maar de grote kookketels te vullen, eten te bereiden, schoon te maken, en zulk soort werkjes. Tussen de maaltijden door, of terwijl wij moeten wachten tot de brij gaar is, kunnen wij uitrusten. De beulen weten dat en daarom als er onverwacht wat extra werkkracht nodig is worden wij ingeschakeld.
Ah, ik wist waar wij naar toe gingen. De ontvangst zaal. Ja, het was blijkbaar weer de dag dat de nieuwe lichting slavinnen aangevoerd werd. Dat was zo een beetje elke week ongeveer 20 meisjes die nog niet wisten welk lot hen te wachten stond. Ik schatte dat er in Uchlenrode alleen al elk jaar minstens 1000 meisjes de slavernij ingingen. Ja dat klopte wel, ik was nummer 2892, en wij waren nu ergens bij 8500, en ik zat hier al zes jaar. Denk ik tenminste. Hier in het hete klimaat van de Tropisch Amerikaanse Republiek (TAR) is er geen zomer en winter om het verloop van het jaar aan te geven. Er is er de jaarlijkse regentijd, maar het kan ook regenen in de zogenaamde droge tijd, ik vind die dus niet uitgesproken duidelijk genoeg om zeker te zijn.
Wij kwamen nu de zaal binnen. De nieuwe meisjes waren al binnen geleid. 18 telde ik er, zoals gewoonlijk de meesten waren Kamli. De bevolking van de TAR bestaat uit ongeveer 60% Kamli en 40% Moba. De beide bevolkingsgroepen spreken een andere taal, hebben andere gewoontes, kortom zij zijn aartsvijanden. De grote baas van de TAR, generaal Kinoz, die de macht iets van 10 jaar geleden had gegrepen was een Moba, en sinds die tijd voerden de Moba een etnische opruiming politiek uit onder de Kamli. De buitenwereld wist daar niets van. Toeristen, de TAR heeft prachtige stranden met luxueuze resorts, zien alleen maar de glimlachende Moba, en als zij een Kamli zien, is het een straatveger die geleerd heeft zijn mond te houden.
Er waren echter ook 2 blanke meisjes in de groep. Ik zag hen in mijn richting kijken en een schok door hen heen gaan. Meisjes, meisjes, dacht ik. Jullie weten nog niet wat jullie te wachten staat hier. Dit is geen gevangenis, dit is een slavenkamp, en jullie zullen hier niet levend vandaan komen. Toen ik 6 jaar geleden op jullie plaats stond maakte ik hetzelfde mee.




Er was eens een tijd dat ik nog Katja heette, dat ik mijn examens aan school gehaald had en toestemming van mijn ouders had gekregen om met Tom, mijn vriendje, op vakantie in de TAR te gaan. Zwemmen in een tropische zee, liggen op het warme zand, de samba dansen in het resort, wandelen op het strand onder de palmen met Tom in het licht van de maan. Vol verwachtingen kwamen wij aan, te opgewonden om veel aandacht te besteden wat er gebeurde bij de immigratie en douane. Eindelijk was het onze beurt. De stempels in de paspoorten waren snel gedaan, maar toen wij onze bagage hadden opgehaald en ons naar de douane en de uitgang van het vliegveld wilden begeven, werden wij door een agent naar een aparte testbank geleid, waar potige douaniers ons stonden op te wachten. Zij vroegen niet eens of wij iets aan te geven hadden, zij begonnen meteen onze koffers open te breken. Met een mes sneden zij de bekleding in stukken. Tom wilde protesteren, maar de reaktie van degeen die de baas scheen te zijn was zo bars dat wij geen van beiden nog iets durfden te zeggen.
«Als ik het niet dacht» zei de baas toen plotseling een van zijn mannen hem een zakje met wit poeder overhandigde. «Dat is minstens 500 gram drugs, en jullie weten welke straf daar hier opstaat.»
Wat er toen precies gebeurde weet ik eigenlijk niet meer. Wij waren beide allebei te verbijsterd om iets te zeggen. Naderhand bezien ben ik er van overtuigd dat die douaniers die drugs zelf in onze koffers gestopt hadden, voordat zij het zogenaamd vonden. Of misschien een handlanger in de bagage afdeling. Tom en ik werden weggeleid en in aparte cellen opgesloten.
Mijn cel was leeg: kale wanden, een klein raampje in een van de muren nabij de zoldering, geen meubels, niets. En het stonk er. Uren gingen voorbij. Ik zat op de grond, wat anders kon ik doen? Het werd donker. Het werd nacht. Ik had dorst en honger, en ik had al in de hoek van de cel mijn behoefte moeten doen, want er was geen enkele faciliteit. Daarom stonk het er dus zo, hoeveel voorgangers had deze cel alreeds gekend?
Eindelijk het geluid van een sleutel, de deur ging open, twee agenten kwamen binnen en sleurden mij mee door een gang naar een andere kamer. Daar zat een aap op een stoel achter een buro. Sorry, dat was het enige dat bij mij opkwam toen ik die monsterlijke kerel zag, want zo zag hij er uit. Ik moest zitten op een andere stoel. De agenten bleven bij de deur staan.
«Wel, mejuffrouw Katja», begon hij zonder veel omhaal, «Uw vriend is er van beschuldigd om 520 gram drugs in ons land te willen hebben binnen smokkelen. U weet dat daar de doodstraf op staat. Gelukkig u bent onschuldig, u kunt gaan.»
Ik was te verbrouwereerd om iets te zeggen.
«Maar als u iets voor uw vriend over heeft kan ik proberen hem te redden. We kunnen het 260 gram voor u en 260 gram voor hem maken. Dan gaat u beiden voor alleen maar 20 jaar de gevangenis in.»
Ik was nog steeds te verbrouwereerd om iets te zeggen.
Nu boog de aap zich naar mij toe: «Maar 20 jaar de gevangenis in is natuurlijk nog steeds niet leuk. Gelukkig heb ik nog een ander voorstel voor u. We zeggen dat u de 520 gram ingevoerd heeft, zodat uw vriend vrij uitgaat, en ik zal, omdat u een vrouw bent, verzachtende omstandigheden aanvoeren, zodat de schade tot misschien een hoge geldboete beperkt kan blijven. Maar dan moet u mij wel een gunst bewijzen.»
«Een gunst?» wist ik uit te brengen.
«U gaat met mij naar bed.»
Toen begreep ik dat ik in een val gelopen was. Wat kon ik doen? Sex met die aap? Maar als ik niet toegaf werd Tom misschien onthoofd of wij gingen allebei de gevangenis in. Ik had geen keus, ik knikte mijn toestemming, en bibberend zette ik mijn handtekening op het formulier dat hij plotseling voor mij neerlegde.
«Zeer goed. O ja, en ook enkele van mijn vrienden willen met u spelen», voegde de aap nonchalant toe, terwijl hij opstond en de kamer verliet. De agenten dwongen mij om hem te volgen. We gingen door de gang, door een andere deur, en kwamen in een zaal, die een toneel bleek te zijn. Ik moest op het podium staan, en zag hoe een tiental agenten, dounaniers en wat ander geüniformeerd geboefte zittend in die zaal, mij geil aankeken.
De aap zei iets in een mikrofoon, maar het was in de lokale taal en dus kon ik er niets van verstaan. Het publiek daarentegen duidelijk wel. Ik kon wel raden wat het was, zo niet nu, dan zeer spoedig. Terwijl de agenten mij stevig vasthielden begon de aap mij de kleren van het lijf te scheuren. Tropisch gekleed zijnde droeg ik alleen mijn dunne jurkje en ondergoed, dus dat was snel gedaan. Hij had meer tijd nodig om zijn eigen broek te laten zakken. Om een lang verhaal kort te maken, zo werd ik dus verkracht.
Toen hij zijn beurt had gehad mocht een ander van het publiek het proberen. Ik moest een andere jurk aan trekken (mijn koffer met kleren bleek op het toneel te staan), en ik werd weer ruw ontkleed en verkracht. Ik had niet zoveel kleren meegenomen, spoedig was er nog maar 1 jurk over, mijn prachtige rode.
«Die moeten wij nog even mooi houden» zei de aap tot mij.
Het geüniformeerde tuig dat zich nog niet aan mij vergrepen had, de lagere rangen duidelijk, moest het doen met al half opengescheurde kleren. En toen ik uiteindelijk weer in mijn cel gesmeten werd had ik alleen nog maar wat vodden om mij te bedekken. Huilend lag ik neer.
Het werd weer dag, de celdeur ging open en de aap kwam binnen.
«Om 10 uur moet u voor de rechter verschijnen. Dat kan natuurlijk niet in deze vodden. Komt u mee.»
Ik weet niet meer zeker of ik veel of weinig protesteerde, of helemaal niet protesteerde, het had toch geen enkele zin. Maar ik werd naar een badkamer gebracht waar ik mij kon wassen, waar mijn rode jurk klaar lag, (daar had hij hem dus voor gereserveerd), en ook eten en drinken. Ik voelde mij dus wel iets beter toen ik daarna de rechtszaal werd binnen geleid. En daar was Tom ook. Ik wilde hem roepen, maar de agent die mij vasthield, gaf mij een ruwe stoot dat ik mijn mond diende te houden tenzij de rechter mij iets vroeg. Maar Tom had mij gezien. Hij zag er vreselijk uit. Blauwe plekken en rauwe wonden op zijn gezicht en armen lieten duidelijk zien dat hij nog heel wat ruwer was aangepakt.
De rechter kwam binnen, (ook een gorilla) en de zaak begon.
«Ik heb recht op een advokaat» zei ik.
De rechter klopte met zijn hamer en sprak boze woorden. Ik kon er niets van verstaan, maar de agenten wel en zij sloegen mij hard in het gezicht. De aap (de oorspronkelijke aap) die plots naast mij bleek te zitten, fluisterde mij toe: «Ik ben uw advokaat. En spreek niet meer tenzij de rechter u dat vraagt.»
Dat was duidelijke taal. Ik had het begrepen. Maar Tom nog niet. Hij stond plotseling op en eiste dat wij onze ambassadeur konden spreken... Een aantal klappen later begreep hij het ook.
Ik denk dat vervolgens de aanklacht werd voorgelezen. De zak met drugs (voor mij had het ook wel zeeppoeder kunnen zijn) werd getoond, onze advokaat zei iets. De rechter deed zijn uitspraak en dreunde met zijn hamer op zijn gavel en verliet de zaal. Dat was snelrecht, het had nog geen 5 minuten geduurd! Toen hij weg was sprak de aap, de advokaat, tot ons in onze eigen taal: «Het spijt mij, ik heb de rechter niet volledig kunnen overtuigen. Maar het goede nieuws is dat de 20 jaren gevangenis straf u bespaard is gebleven. U bent beiden tot slechts 10 jaar dwangarbeid veroordeeld. U zult nu in uw cellen worden opgesloten tot het eerstvolgende transport naar de gevangenis plaatsvindt.»
De agenten voerden ons hardhandig weg.
«Tom» gilde ik nog, toen ik zag dat hij in een andere richting werd weggeleid.
«Katja» hoorde ik hem nog roepen.
En dat is de laatste keer geweest dat ik hem gezien heb. Ik heb geen idee wat er met hem gebeurd is. Waarschijnlijk is hij naar een Uchlenrode voor mannen vervoerd. Waarschijnlijk is hij daar enkele jaren geleden al doodgefolterd. Of misschien ook niet. Maar wat doet het er toe? Spoedig, misschien volgende maand, misschien volgend jaar, wie zal het zeggen, zal ik zelf ook wel doodgefolterd worden. Ik ben al 6 jaar in Uchlenrode, de meeste slavinnen wordt niet meer dan 2 gegeven. Ik ken niemand die nog zo een laag nummer heeft als ik, 2892. De laagste die in onlangs gezien heb was alreeds ergens in de 4000. Alleen het feit dat ik weet hoe ik de slavinnenleverpastij moet maken is wat mij in het leven houdt. Mijn voorgangster, slavin 36, die het mij moest leren en ook al jaren hier zat, hebben de beulen genadeloos afgeslacht toen het eenmaal duidelijk was dat ik het werk kon doen en 36 niet langer meer nodig was. De laatste keer dat ik de pastij maakte moest ik het samen doen met 5821. Ik weet dus dat mijn dagen geteld zijn. Misschien ook maar beter. Ik zal hier nooit meer vandaan komen, dus waarom dit vreselijke bestaan nog verder rekken? Laten zij mij maar doodfolteren, dan ben ik er vanaf. Waarschijnlijnk denken mijn ouders al jaren lang dat ik dood ben. Ik heb geen idee wat TAR regering hen verteld heeft om mijn verdwijning hier aannemelijk te maken.




Ik geloof dat ik 4 dagen in die cel doorbracht. Er lag nu een matras waarop ik liggen kon, er stond een bak waar ik mijn behoefte kon doen, en er werd mij te eten gebracht. Maar er werd ook van tijd tot tijd geüniformeerd tuig binnen gelaten. Gelukkig maakte de stank dat zij het allemaal tot een vluggertje beperkt lieten. Op die 4e dag was mijn enige overgebleven jurk, die rode, grotendeels in rafels en ik stonk als een beerput.
Mijn laatste maal werd gebracht en ik kreeg het advies om daarna klaar te staan voor transport naar de Uchlenrode vrouwen gevangenis. Handboeien gingen om mijn polzen en ik werd naar buiten geleid waar een gepantserde vrachtwagen klaar stond. In die wagen, in het midden over de lengte was een rail bevestigd, waar ik mijn handen overheen moest schuiven, en ik kon zitten op een van de banken die er links en rechts van stonden. Twee meisjes zaten daar al. De rail werd vergrendeld, wij konden ons wat bewegen, maar wij konden onze geboeide handen niet van om de rail losmaken. De deur ging dicht en de wagen zette zich in beweging. Na een tijdje stopte hij, de deur ging open en een paar andere meisjes werden naar binnen geschoven. Op die manier ging de wagen blijkbaar verschillende politie buros langs om gevangenen op te pikken, totdat wij vol zaten met een twintigtal meisjes. Sommigen waren nog vrij netjes, met al hun kleren intakt. Anderen kwamen duidelijk van cellen waar eenzelfde ruwe behandling gangbaar was als in de mijne. En sommige waren zelfs helemaal naakt. Het waren allemaal lokale meisjes, ik was de enige buitenlander. Zij spraken met elkaar en ik verstond natuurlijk weer geen woord.
«Ik ben Anina» zei het meisje dat naast mij zat plotseling in het Engels.
«Ik ben Katja» zei ik.
«Wat heb jij gedaan om hier verzeild te geraken?»
«Zij hebben mij valselijk beschuldigd voor het importeren van drugs.»
«Oh ja. Een favoriete truk. Zij willen jou gewoon hebben. Een blanke is altijd leuk om mee op te scheppen.»
«Wat heb jij gedaan? En al die andere meisjes?»
Anina haalde haar schouders op. «Wij zijn Kamli.»
Het was toen dat zij vertelde hoe de Kamli langzaam maar grondig uitgeroeid werden door de Moba. Elk jaar werd het leven hen moeilijker gemaakt. Zelf was Anina onderwijzeres geweest. Totdat op een dag generaal Kinoz verordend had dat zulke belangrijke taken alleen maar door Moba gedaan mochten worden. Kamli kinderen mochten slecht maximaal 4 jaar basis onderwijs hebben, en moesten vanaf dat punt dom gehouden worden. Elke Kamli slimmer dan dat was verdacht. Anina was toen teruggegaan naar het winkeltje van haar ouders, die hun leeftijd begonnen te voelen en wel wat hulp konden gebruiken. En toen kwam de bedrijfs verordenering. Winkels van die en die grootte of groter, zoals die van haar ouders, mochten niet door Kamli gedaan worden en moesten aan Moba verkocht worden. Officiëel voor een redelijke prijs. In de praktijk, omdat het moest, konden de Moba de prijs betalen. Anina's vader had geweigerd dat aalmoes te aksepteren. De politie had hem en zijn vrouw in elkaar geslagen (die oude mensen hadden toch geen nut meer), en Anina was tot Uchlenrode veroordeeld.
«Ik heb niet gehoord dat ooit iemand daar levend vandaan gekomen is», zuchtte zij. «Het maakt niet uit of jij daar 1 jaar of levenslang krijgt. Zij zorgen er wel voor dat jij dood gaat net voordat jouw periode erop zit.»
Ik begon mij zorgen te maken. Waar ik eerst overtuigd was geweest dat, al dan niet bij dat schijn proces, dan toch wel eerder dan later mijn ambassadeur mij zou bezoeken en vrijkrijgen, begon ik mij nu af te vragen wat de toekomst voor mij in petto had.
Intussen voelde ik dat de wagen de hoogte in ging.
«Wij hebben nu de stad verlaten en gaan de bergen in», zei Anina, «naar de chrysoberyl mijnen.»
De TAR is erg rijk in chrysoberyl, legde zij uit. Chrysoberyl bevat beryllium, een metaal dat tegenwoordig in geavanceerde metallurgie erg belangrijk is geworden. Er is niet veel beryllium op de wereld, dus de weinige vindplaatsen die er zijn, zijn plotseling erg strategisch geworden. Vooral de Verenigde staten zouden het niet leuk vinden als generaal Kinoz de ertsen plotseling aan China zou verkopen. En dus doen de Verenigde staten een oogje toe als het om de mensenrechten hier gaat.
De rit duurde enkele uren. Maar oplaatst stopte de wagen. Ik hoorde stemmen, voetstappen, en toen werd de deur van de wagen geöpened, en wij moesten allemaal uitstappen. Wij waren op een soort erf, maar ik had niet veel tijd om rond te kijken, want wij werden meteen door een open deur een gebouw ingejaagd, waar wij in een gang terecht kwamen. Stevige, potige kerels, weer andere apen, maakten een voor een onze handboeien los en duwden ons voort in een zaal, terwijl achter ons een zware deur in het slot viel. Geen kans om te ontsnappen.
Meer potige kerels, onze bewakers, (ofschoon ik spoedig genoeg aan hen alleen als 'onze beulen' zou denken), dwongen ons om in een rij te gaan staan. De meesten waren in een soort legeruniform gekleed en zij hadden vrijwel allemaal een zweep die zij wisten te gebruiken. Ik verstond natuurlijk weer niet wat zij zeiden maar vond het snel genoeg uit wat betreft die rij. Echter niet snel genoeg naar hun zin en de zweep kletste hard over mijn huid, snel rode striemen achterlatend. Met tranen in mijn ogen bleef ik staan en durfde niets te zeggen. Met blik dwaalde door de ruimte en bleef plotseling stokken op een meisje dat ik achter de beulen zag staan. Een schok ging door mij heen. Het was een slavin. Zij was bijna naakt, zij droeg alleen een minirok. En een badmuts op haar hoofd, een ring in haar neus, een staaf dwars door haar beide borsten heen. En daaronder op haar buik was een groot nummer gebrandmerkt. Zij had ook ijzeren banden om haar polzen en enkels geklonken die met korte kettingen aan elkaar vast zaten. En haar gezicht zag er ingevallen uit.
«Wat hebben zij met haar gedaan?» dacht ik nog. «Waar heeft zij dat aan verdiend? Maar zo zullen zij ons toch niet gaan behandelen?»




Ja, dat dacht ik toen. En nu, zelf zo een slavin zijnde, toen ik die meisjes zo zag staan, nu dacht ik het niet meer, nu wist ik het dat die meisjes er over enkele uren ook zo zouden uitzien.
Intussen liepen de majoor en de professor langs de gevangenen heen om hen te keuren. De majoor is de baas van alle beulen, de professor is degeen die onze folteringen uitvindt. Hij is een monster en sexueel gefrustreerd. Vorige keer droeg een zwarte, halfdoorzichtige onderjurk waar de stand van zijn pummel duidelijk te zien was. Vandaag had hij zichzelf een maat G of H beha aangetrokken, de houders opgevuld, en hij droeg ook een wijde rok met een veellagige onderrok, zodat die rok wijd uitstond.
«Zo jullie stelletje hoeren» begon de majoor zijn toespraak. «Wat zeg ik, 'hoeren' is nog te goed voor jullie. Jullie zijn een stel onderkruipsels. Maar dat zullen wij jullie wel afleren. Slavinnen zullen jullie hier zijn, de rest van jullie leven. Jullie zijn nu in Uchlenrode waar jullie zullen boeten voor jullie wangedrag jegens onze grote leider, generaal Kinoz. Gelukkig kunnen jullie je hierzelf nuttig maken. Werken zullen jullie, de hele dag, want er moet beryl geproduceerd worden. En sommigen van jullie mogen de vooruitgang van de wetenschap dienen, want de professor hier kan altijd proefkonijnen gebruiken om zijn folter theorieën te testen. Hoe dan ook, jullie kunnen maar beter doen wat jullie opzichters jullie vertellen te doen, want anders zullen de pijnen wel eens vrij heftig kunnen zijn.
Goed dan. Dan zal de sergeant beginnen jullie kaal te scheren. Als dat gebeurd is kunnen jullie je stinkende kleren uittrekken en in die vuilnisbak daar gooien, dan raad ik je aan om even het toilet te bezoeken, dan nemen jullie een bad over daar, en vervolgens staan jullie hier weer in de rij voor de volgende behandeling. Opschieten. Die kant eerst.»
Een voor een werden de meisjes snel kaalgeschoren. De Kamli meisjes lieten zich gelaten behandelen, maar het eerste blanke meisje dat mooi lang haar had huilde dat zij het wilde houden. Het leverde haar alleen een paar extra zweepslagen op en haar haar ging er toch af.
Toen de meisjes, nog steeds halfnat, een voor een weer in de rij terugkwamen werd hun kaalgeschoren hoofd met een of andere zalf ingesmeerd. Ik heb begrepen dat die bijtende zalf de haarwortels aantast, zodat de haren niet meer aangroeien. Daarna werd hen een rokje en een badmuts gegeven, en zij moesten die aan en opdoen.
«En doe maar voorzichtig met die kleren, want als zij stuk gaan en vervangen moeten worden dan kost dat 10 zweepslagen. Elk. Dus wees maar dankbaar dat jullie vandaag deze eersten voor niets krijgen in plaats van 20 zweepslagen.»
Ik weet eigenlijk niet waarom wij rokjes dragen omdat wij verder toch naakt gaan, en in dit hete klimaat heb jij natuurlijk eigenlijk helemaal geen kleren nodig. Misschien willen de beulen ons zo een kans geven onze maandelijkse ongesteldheid te verbergen. Zodat zij zelf dat niet hoeven te zien. De rok zelf is van een of ander dun soepel materiaal gemaakt maar toch wel sterk. Met normaal gebruik duurt minstens een jaar voordat er gaten in beginnen te vallen en het vervangen moet worden. De rok kan niet uitgetrokken worden. Als jij hem omgedaan hebt klemmen de beulen de uiteinden van de heupband met een speciale tang opelkaar en smelten de einden vast. De rok kan dus ook nooit gewassen worden, jij spoelt hem maar wat af als jij zelf ook een bad neemt. Wat overigens alleen maar gebeurt als de beulen jou te erg beginnen te vinden stinken. Aan de badmuts is een riempje bevestigd dat om jouw kin vastgezet moet worden. Het is streng verboden jouw badmust af te zetten. Elke slavin die, ook al is het maar voor een sekonde, zonder badmuts wordt gezien krijg zware straf. De badmuts is van rubber, dus het zweet wordt er door vastgehouden en dat begint te stinken. Het rubber teert weg na een paar maanden, en dan krijg jij weer 10 zweepslagen voor een nieuwe. Het zit strak. Maar na 6 jaar ben ik er wel aan gewend.
7423 en ik moesten de beulen helpen. Wij droegen de doos waar de rokjes en badmutsen inzaten, en moesten die aan de meisjes geven. Zo van dichtbij zag ik hen allemaal angstig kijken, en verscheidenen hadden tranen in hun ogen. En dan wisten zij niet dat het ergste nog steeds moest komen. De neusring was eerst. Dat was nog vrij makkelijk. Met een speciale tang kregen de meisjes een gat in hun tussenneusschot geponsd, een niet gesloten ring ging erin, en daarna werd de ring dichtgeknepen en de uiteinden aan elkaar geklonken. Die ging er nooit meer uit.
Toen kwamen de enkelboeien. 7423 en ik moesten de boeien aangeven. Zij bestonden uit twee helften die om een enkel gingen en dan aan elkaar geklonken wewrden. De korte ketting die de linker en rechter enkelboei verbond ging tegelijk mee. De beul gebruikte klinknagels die hij op een aambeeld onverwijderbaar vastzette. Dan de polsboeien. Dat was een ander verhaal. Een snede werd in de huid gemaakt, de onderliggende pezen, zenuwen en bloedvaten opzij geduwd, zowel aan de bovenkant als de onderkant en dan werd de stalen pin door de pols heengehamerd. De halve boeien gingen er omheen en boeien en pin werden samen vastgeklonken. Anders dan die van de enkels, de ketting die de polzen verbindt is verwijderbaar. De beulen maken hem los als zij jou in de Y-stand willen ophangen.




En dan kwam de doorboring van de borsten. Toen ik naar Uchlenrode kwam was dat nog niet algemeen. Ik was indertijd een van die slavinnen die als proefkonijn mocht dienen, en dat is waarom ik nu een hele buis in mijn borsten heb in plaats van alleen maar een paar centimeter dikke staaf. Maar spoedig sinds die tijd wordt het als een standaard slavinnendracht beschouwd en alle meisjes worden als zodanig behandeld bij aankomst. Eigenlijk moet ik zeggen dat als iemand C of D borsten heeft het best wel sexy staat. Maar als jouw borsten kleiner zijn of ongelijk of jij scheef doorboord wordt, is het erg lelijk. Maar tegenwoordig hebben de beulen een aparte doorboormachine zodat het scheef erin zetten niet zo vaak meer voorkomt. Stel jou een middeleeuws borst harnas voor, maar met 2 grote gaten en een sleuf erin. Als slavin moet jij daar in gaan staan, of liggen, hoe jij het precies wilt opvatten, want het kuras is opgesteld onder een hoek van 45°. Jouw borsten komen precies door die 2 gaten naar buiten piepen. Zij hangen omlaag, maar toch ook naar voren zodat de beulen er bij kunnen. Het rugstuk van het kuras wordt dicht geklapt en vergrendeld, zodat jij jou niet meer bewegen kunt. Ook jouw armen worden vastgezet. In feite zit het kuras to strak dat jij ook nauwelijks meer ademen kan, maar onder de handen van een ervaren beul is de operatie zo snel gedaan dat jij geen tijd hebt om te stikken. In het oude model hadden de beulen een paar tangen met scherpe naalden erin, waarmee zij de toppen van jouw borsten grepen en konden vasthouden. Dat was alreeds pijnlijk genoeg. Met het nieuwe model gaat het met twee kappen die over jouw borsten gaan en waaruit dan de lucht weg gezogen wordt, zodat hierdoor jouw borsten effektief vastgezet worden. Dat is niet pijnlijk. Maar natuurlijk is die nieuwe metode niet uitgveonden om ons leven plezieriger te maken, maar om het doorboren voor de beulen makkelijker te maken. In de volgende stap worden 4 cirkelvormige messen ingezwaaid die snel en doeltreffend ronde insnijdingen van 2 cm diameter in jouw huid maken in de zijkanten van jouw borsten. De stukjes huid zo losgesneden worden er uit getrokken. Dat doet natuurlijk wel pijn en het is bloederig. Maar veel tijd voor het bloed om te stromen is er niet, want nu wordt er een soort kogel met een scherpe punt die aan het einde van een staaf bevestigd is door jouw borsten heengeduwd van links naar rechts achtereenvolgens door beide heen. Als jij grote borsten hebt loopt de staaf tussen beide borsten vrij van jouw borstkas, anders rust hij er op. De kogel is scherp, maar toch ook niet vlijmscherp. Scherp genoeg om door jouw bosten heengeduwd te worden en zich een weg langs de weefsels the ploegen, maar ietwat bottig ook om inderdaad eerder langs de bloedvaten en zo te gaan en er niet recht doorheen en hen te beschadigen. Trouwens, normaal gesproken is het vrij moeilijk om een scherpe punt door iemand heen te duwen, omdat huid zo taai is. Een vleeshaak in een stuk vlees te slaan is makkelijk. Om eerst door de huid naar binnen te gaan is al iets moeilijker. Maar om van binnen door de huid naar buiten te komen is zelfs vrij lastig. Hier echter al deze problemen waren alreeds opgelost door het uitponzen van die stukjes huid waar de staaf heeft te passeren. Wanneer de staaf, ongeveer 35 cm lang, een stukje links en rechts uitstekend, eenmaal op zijn plaats zit wordt de doorboor kogel losgekoppeld, alle klemmen losgemaakt, het borstkuras geopend, en het meisje eruitgetrokken. Nu begrijp jij waar die sleuf in het kuras nodig voor is. Dan de volgende slavin erin, en zo werden zij allemaal snel en doeltreffend van een borstenstaaf voorzien.
De meisjes waren nu bijna volledig behandeld. Maar de twee ergste folteringen moesten nog komen.
Het brandmerken van het nummer. De majoor bestudeerde het identiteits bewijs van elk meisje, maakte een aantekening en zei dat vanaf nu zij niet meer Krali of Zaziu of what dan ook heetten, maar slavin 8445 en slavin 8446 enzovoorts waren. En dat elke slavin die vanaf nu iets anders dan haar eigen nummer zou gebruiken om zichzelf aan te duiden, of een andere slavin bij een wat ook andere naam dan diens nummer zou aanduiden, zwaar gestraft zou worden. Ja, ik denk dat de aktie van de brandmerking wel beschouwd kan worden als jouw overgang van persoon tot slavin. Voor het brandmerken ben jij nog iemand, na het brandmerken ben jij... nou ja, niets meer. Een groot elektrisch brandijzer werd nu gebracht. Het eerste nummer werd ingesteld, het ijzer rood gloeiend opgewarmd en vervolgens met kracht voor minstens 5 sekonden op de buik van de eerste slavin gezet. Rookwolken, gegil, maar het nummer zat er op voor de rest van haar leven. Het luidsnikkende en kermende meisje werd dan voortgesleurd naar de hangbank. Kettingen werden bevestigd aan haar polsboeien en opgetrokken. Op dat moment hing zij nog niet daar aan, zij stond nog op haar voeten mat alleen haar armen omhoog.
Terwijl in de andere hoek meisjes nog gebrandmerkt werden kwam hier een beul met een simpele tang naar voren. Een andere beul schoof haar een stuk hout tussen haar kaken zodat zij haar mond niet meer kon sluiten. De slavinnen die later kwamen en al hadden gezien wat er ging gebeuren probeerden hun mond stevig dicht te houden. Maar de beulen kenden hun trukjes. Zij knepen zo een meisje in haar neus, toch al pijnlijk vanmwege de ring, zodat zij van schrik en om te ademen haar mond open deed, en dan was het al te laat voor haar. Intussen was de eerste beul begonnen om systematisch een voor een alle tanden en kiezen van de meisjes er uit te trekken. Iedereen gilde van de pijn. Ik weet nog goed hoe ik bijna flauw viel, ik wilde dat ik echt flauwgevallen was, toen het in die tijd met mij gebeurde. Maar ik viel niet flauw, en de pijn was vreselijk.
«Waarom trekken wij die tanden er eigenlijk uit?» hoorde ik een leerling beul eens vragen.
«Omdat wij niet willen dat zij ons bijten» had de oudere beul uitgelegd. «En wij voorkomen ook dat zij kiespijn krijgen.»
«Maar wij willen toch graag dat zij pijn lijden?»
«Jawel, maar alleen als wij dat willen. Denk jou eens in dat een slavin zoveel kiespijn heeft dat zij de zweepslagen niet meer voelt. Dat kunnen wij toch niet gebruiken? Beter om die kiezen er nu uit te trekken dan er later mee lastig gevallen te worden.»
«Maar hoe moeten zij dan eten?»
«Zeg, vertel mij niet dat jij de papbrij niet gezien hebt, die wij hen voeren. De slavenprut, daar hoeft zeker niet op gekauwd te worden.»
Intussen was een van de blanke meisjes aan de beurt.
«Oh nee» zei de beul die de kiezen trok, en hij wendde zich tot de professor die het allemaal goedkeurend aanzag.
«Wat is er aan de hand?»
«Die griet daar was waarschijnlijk een Amerikaan. Teveel gesnoept, al haar tanden en kiezen zitten vol met vullingen. Ik ken dat, die breken af de een na de ander als ik hen eruit probeer te trekken. En dan moet ik in het tandvlees gaan snijden om de afgebroken wortels eruit te halen, anders gaat dat allemaal ontsteken. Maar met het tandvlees opengesneden moet ik dat allemaal dichtnaaien. Het is een rotzooi en een hel van een werk. Wat zal ik doen?»
«Oh, maar dat geeft helemaal niet» zei de professor. «Ik heb toevallig net een nieuw sieraad uitgedacht wat toch nog getest moet worden en daar is zij ideaal voor. Trek alleen maar haar voortanden eruit, en dan doorboor jij haar tong en kin. Vervolgens gaat deze ring erin — hij liet nu een ring zien zo groot als een armband — dus via haar mond erin en van onderen door haar kin eruit, en als dat een beetje leuk werkt maken wij dat misschien de nieuwe slavenmode. De kin ring.»
Toen alle nieuwe slavinnen behandeld waren, allemaal met kiesloze kaken en bloedende monden, behalve een die een ring in haar kaak had, werden zij omhoog getrokken. Nu hingen zij echt allemaal aan hun polzen. Krampachtig trappelden zij met hun voeten alsof dat enige verlichting zou brengen.
«Zeer goed slavinnetjes» zei de majoor «hier blijven jullie maar eens 2 dagen hangen om het af te leren. Daarna gaan jullie de mijnen in. Dag!»
Hij, en met hem de meeste andere beulen, verlieten daarop de ontvangst zaal. Slechts enkele beulen bleven achter die nog een extra taak te volvoeren hadden. Zij hadden een vreemd soort apparaat dat zij met kracht in de vagina van elk van de meisjes duwden.
«Wat is dat?» vroeg diezelfde leerling beul tussen het gegil van de meisjes door.
«Dat is de verkrachter» werd hem uitgelegd, «oftewel de eileider schraper. Wij geleiden het door de baarmoeder van die stomme slavinnen naar hun eileiders, en dan schakelen we de messen aan, die een eileider zo verwonden, dat er geen eicel meer door heen kan. En insgelijk de andere eileider. Zodat zij niet zwanger kunnen worden als wij hen verkrachten.»
«Oh ja. Wij kunnen hier natuurlijk geen kinderen gebruiken.»
«Precies. He wat is dat? Oh, die daar is alreeds zwanger, wij kunnen niet bij haar eileiders komen. Ach wel, geeft niet. De verkrachter is tenslotte ook geen precisie apparaat, jij kunt er niet altijd bij, niet altijd zien wat jij doet, en soms genezen de verwondigen en kan de slavin toch zwanger worden. Maar dat zijn er maar enkelen waarbij dat gebeurt, en tegen de tijd dat hun zwangerschap in de weg begint te zitten, dan slachten wij hen wel af.»
Intussen waren 7423 en ik ook achtergebleven. Wij moesten alle meisjes te drinken geven, en daarna werden wij terug naar de keuken gebracht, waar wij met de andere slavinnen die alreeds met het bereiden van de slavenprut begonnen waren weer aan het werk werden gezet.




2 dagen lang aan jouw polzen hangen. Een vreselijke straf. Maar als ik er over nadenk vanuit het standpunt van de beulen, zeer effektief. Elke gedachte die jij hebt voor ontsnappen, wraak, zelfbeklag, noem maar op, na die 2 dagen heb jij niets meer, jij bent een zombie. Af en toe komen de beulen langs, zetten een trechter in jouw mond en gieten wat lauwe soepbrij naar binnen. Net genoeg om niet van te sterven, maar niet genoeg om van te leven. Jij zult altijd honger hebben. En als jij moet ontlasten, nou ja dan laat jij het maar vallen. Alle hangrekken zijn boven een afvoergoot gemonteerd, zodat jouw pies en poep daar precies invallen. Ofschoon er altijd poepresten aan jouw rok blijven kleven. En tegen de tijd dat het zoveel is dat de stank ondraagbaar is, spoelen de beulen de goot even makkelijk schoon. Na 2 dagen word jij neergelaten, jij hebt dan zelfs niet meer het fut om die afvoergoot proberen te vermijden, en jij zakt neer in de prut.
De slavinnen werden uit de goot getrokken en werden met stukken ketting van ongeveer 1,5 meter lang een voor een met hun enkelboeien aan elkaar geklonken. En zo de rij marcheerde af. In het begin ging het nooit zo makkelijk. Slavinnen dragen natuurlijk geen schoenen, en totdat jouw voeten gehard zijn is het pijnlijk op de stenige bodem te moeten lopen. Dan de een liep wat sneller dan de ander, zodat de ketting strak getrokken werd, en als dan de een de linkervoet naar voren zette waar de ander de rechtervoet nam, kwamen beiden te vallen. De zweepslagen vielen uitbunding dat uur. Maar na enige tijd leer jij als slavin jou aan de anderen aan te passen, en werden de meisjes aan de slavenketting als een marcherende soldaten kompanjie. De slavinnenrij verliet de gevangenis en marcheerde de korte afstand naar de beryl mijnen. Elke slavin kreeg een grote zak en dan daalde de rij af over een smal en gevaarlijk pad dat langs de schat van de mijn naar de duistere dieptes beneden spiraliseerde. Wanneer zij eenmaal op de bodem van de mijn aangekomen waren, moesten zij hun zakken vullen met het gruis dat door de slavinnen beneden uitgehakt en fijn gemalen was. En dan met een zak van 30 kg op hun rug begon de lange zware tocht omhoog.
«Jullie hebben niets te klagen» gilden de beulen. «Als jullie slaven waren geweest hadden wij jullie 50 kg zakken gegeven.»
Uren later stonden de meisjes weer in het zonlicht — of maanlicht, want het werken in de mijnen ging dag en nacht door. Terwijl de ene groep slavinnen sliep, een andere te eten kreeg, waren weer anderen aan het werk. De zakken werden geleegd in de grote troggen waar de chemische separatie van het beryllium werd uitgevoerd. En dan ging de groep weer met lege zakken naar beneden om de volgende voorraad erts te halen. Misschien dat daarna zij de gelegenheid kregen om zich te wassen en te eten. En dan werden zij misschien naar een kot gebracht waar zij konden slapen. Of misschien was het daar nog geen tijd voor en was er nog een andere trip naar beneden. Of misschien kwam een opzichter beul langs, die een lijst met nummers had. Die en die moesten naar beneden en zouden daar blijven voor misschien enkele dagen, misschien enkele weken. Of die en die zouden aan een andere transport ketting worden vastgeketend, omdat sommige slavinnen daar van uitputting bezweken waren of door een misstap naar beneden gedonderd waren. Of jij werd naar een speciaal gebouw gebracht voor additionele behandeling. Niemand wist ooit van te voren wat er met haar zou gebeuren, maar de beulen hadden het allemaal precies uitegerekend. Ik heb begrepen dat de professor ons allemaal in de komputer heeft zitten, zodat hij op elk moment precies weet welke slavin waar is, wie er nog gefolterd kan worden, wie deze of die eigenschap heeft nuttig voor dit of dat experiment, en zo voorts. Toen ik zelf zo een slavin was in die tijd werd ik al spoedig naar zijn laboratorium gebracht.
«Uitstekende borsten» zei de professor. «Die gaan wij oprekken. Elke week doen wij er een iets dikkere staaf in. Zien wat er gaat gebeuren.»
In die tijd moet het doorboren van de borsten nog nieuw zijn geweest dat de professor zulke experimenten wilde doen. Tegenwoordig krijgen alle meisjes dezelfde staaf in. Een paar maanden later had ik een staaf van 5 cm diameter in mijn borsten. Nee eerder een buis, een massieve staaf zou te zwaar zijn geweest. Er waren stoppen in de uiteinden geduwd en vastgelijmd, maar na verloop van tijd zou ik merken dat eentje loszat. Dat was wel handig, want sinds die tijd kon ik die buis als een geheime bergplaats voor badmutsen gebruiken, zoals ik nog wel eens zal vertellen, en de beulen wisten dat niet. Maar toen werd ik plotseling naar de bodem van de mijnen getransporteerd, en mijn behandling is nooit meer vortgezet.
Maar ik ken, nee, ik kende, ik heb haar al in geen tijden meer gezien, waarschijlijk is zij al lang geleden doodgefolterd; ik heb dus een meisje gekend waar het oprekken van de borsten was voortgezet, en zij had oplaatst een buis van wel 50 cm diameter in haar borsten. Haar borsten waren niet meer te herkennen, het waren gewoon riempjes die om de staaf heenzaten. En dan die 2 meisjes die geen dikke staaf, maar wel een hele zware in hun borsten hadden gekregen. Van een van hen waren haar borsten oplaatst zo uitgerekt geworden dat de staaf tot op het midden van haar rok bengelde. De ander deed iets wat niet mocht en werd zwaar gestraft. Zij werd aan haar staaf, die toen op haar buik bengelde, opgehangen en met zware gewichten aan haar voeten daar aan haar lot overgelaten tot zij van uitputting stierf.
Maar ik loop vooruit op de gebeurtenissen. Ik was dus eerst voor paar maanden onderdeel van de kettingploeg die in de mijn afdaalde en dan met het erts weer naar boven kwam. Het was monotoon werk, in feite mijn borsten behandelingen door de professor, als het niet zo pijnlijk was geweest, waren een welkome onderbreking. Al snel leerde ik het ritme kennen. De werkdag in Uchlenrode bestond uit 5 periodes van 5 uur elk. Als jouw werk'dag' dus aanvankelijk bij daglicht was, dan was het een paar weken later tot in de nacht verschoven, en weer bijna 2 weken later terug in de 'dag'. Dat maakte dat alle slavinnen gelijkelijk in de misère van dag en nacht werk deelden. Maar natuurlijk was dat niet gedaan om ons te behagen, maar om onze beulen een eerlijke verdeling te geven. Terwijl de ene ploeg sliep, werkte de ander, at nog een ander, enzovoorts, elke 5 uur opschuivend. Aan het einde van de slaapperiode kreeg jij een ontbijt, om het zomaar te noemen, want in werkelijkheid was er geen verschil tussen de verschillende maaltijden. Het voedsel, de slavenprut genoemd, was een smakeloze brij, een pap die eerder gedronken dan gegeten moest worden. Niet dat jij veel keus had natuurlijk met jouw tandeloze mond. Iedereen kreeg een precies afgewogen hoeveelheid. De beulen bepaalden jouw gewicht om de zoveel tijd, en als zij vonden dat jij vermagerde kreeg jij meer te eten, en als jij te dik werd juist minder. Kortom het was precies genoeg om van te leven, ofschoon het eerder leek dat het was om van te sterven. Iedereen was mager en zwak, maar werd toch net sterk genoeg gehouden om het harde werk te kunnen blijven doen. Ondanks de smaak was de brij wel voedzaam.
De 1e periode van de 'dag' was hard werk, en ging ongemerkt in de 2e periode over. Maar tegen het einde van die periode mocht jij een bad nemen en was er het 'avond'eten. Het enige moment van de werkdag dat jij even voor jouwzelf had. Bij de 3e periode was het weer hard werken. Bij de 4e periode werd jij weer naar het kot gebracht, kreeg nogmaals te eten, en dan de rest of periode 4 en 5 waren om te slapen. Als jij kon slapen tenminste. Dat hing er van af hoe jij geketend werd. Normaal werd er een ketting tussen jouw benen doorgehaald, zodat jij er niet vandoor kon, vergeet niet dat jouw enkels altijd aan elkaar geklonken zitten. Dan kon jij tenminste liggen en, uitgeput als jij was door het werk, misschien sliep jij ook nog als jouw buurvrouw 's 'nachts' niet plotseling lozen moest, dan naar de dichtstbijzijnde goot scharrelde om haar behoeftes te doen, en daarmee jou aan de ketting half meesleurde. Maar als de beulen een slechte bui hadden, of vonden dat jij iets gedaan had wat niet mocht, niet hard genoeg gewerkt bijvoorbeeld, dan konden zij jou aan nekboei aan haken op de grond vastketenen. Met als gevolg dat jij jouzelf niet kon omdraaien. Of jouw behoeftes doen. En als jij echt slecht was, in de ogen van de beulen, waren er nog andere straffen. Aan jouw armen in de Y-stand opgehangen worden bijvoorbeeld was altijd populair. Of de S-stand. Voor de S-stand werden jouw polzen op jouw rug aan elkaar geketend en ging er van daar een korte ketting onder jouw enkelboeien voorlangs naar jouw nek. Jij moest dus jouw benen helemaal opvouwen met jouw gezicht in jouw knieën geduwd. Of dan wat ik een paar keer had. Met mijn handen op mijn rug gebonden werd ik met neusring aan een haak in de muur geklonken die een meter of zo boven de grond zat. Net te hoog om knielend er bij te kunnen, en dus moest ik half op mijn hurken zitten. Spoedig had ik zulke zere benen, dat ik het niet meer kon uithouden, en ik trachtte iets te doen om te verzitten. Maar met jou enkels en jouw polzen aan elkaar geketend heb jij niet veel bewegingsvrijheid, en dus viel ik om. Dan kwam ik aan mijn neusring te hangen, en dat deed pas echte pijn en ik gilde het uit. Verstoord kwamen de beulen kijken. Een paar harde zweepslagen later trokken zij mij overeind. Toen stond ik op mijn benen, maar met mijn rug voorovergeboden, nog steeds met mijn neusring aan die haak. De hele nacht (ik herinner mij dat het een echte nacht was) heb ik zo gestaan. Geen oog dichtgedaan en de volgende morgen was mijn rug zo stijf en pijnlijk dat ik mij nauwelijk meer kon bewegen en zeker niet werken. Voor straf moest ik een hele werkperiode in de Y-stand hangen, en aan het einde van die periode werd ik in het openbaar gefolterd, terwijl alle aanwezige slavinnen ter lering gedwongen werden toe te kijken. Toen ik daarna weer zware ertszakken op mijn bebloede rug moest dragen was ik blij dat ik daar nog toe instaat was zonder dood neer te vallen. Ofschoon… zou ik dan misschien niet beter af zijn geweest?

Een paar maanden later brak de regentijd aan. Het pad in de mijn werd slipperig en op een gegeven moment terwijl wij ertszakken naar boven droegen, verloor een van de meisjes aan mijn ketting groep haar voeting en viel naar beneden. Zij sleurde de volgende mee en die de volgende en zo denderden en gleden wij allemaal omlaag. Toen wij eindelijk ergens halverwege de helling to stilstand kwamen waren twee van ons dood, twee andere hadden gebroken botten, en nog een andere zat onder het bloed omdat haar halve huid was weggeschuurd. Zelf had ik niets, afgezien van want kleine schaafwonden. De beulen kwamen kijken. Degenen van ons die het overleefd hadden moesten de doden en zwaargewonden naar boven slepen. Daar werden zij weggevoerd. In die tijd had ik nog geen idee wat zij met hen deden, maar dat zou ik later nog wel eens uitvinden. Vervolgens werden wij gefolterd, alsof het onze fout was dat het nu dode meisje gevallen was, en wij werden naar beneden gestuurd, dit keer om daar te blijven. In de mijnen gaat het erg toe. De meeste meisjes worden bij een ertsader vastgeketend en moeten dan de rotsen uitschrapen. Zij worden alleen maar losgemaakt, om een eind verder weer vastgeketend te worden, als zij de rotsen in hun buurt zo uitgeschraapt hebben dat zij er niet meer bij kunnen. Voor de rest werken, eten, poepen en slapen zij op dezelfde plek. Ik geloof niet dat iemand het daar langer dan een jaar uithoudt. Het is er heet en bedompt. Jij bent altijd nat van het zweet, want ventilatie is er maar nauwelijks, en daardoor eeuwig bedekt met stof. Ik werd te werk gezet in een afdeling waar enige tijd geleden een instorting has plaatsgevonden. Verscheidene keren maakte ik het mee dat wij bij het schrapen op een half vergaan lijk stootten. De stank maakte dat meteen duidelijk. De beulen werden kwaad en sloegen ons, alsof het onze fout was dat wij een dood meisje hadden gevonden. Wij moesten haar dan uitgraven en opzij slepen zodat andere slavinnen, die het transport moesten doen, haar konden wegslepen.
Hoe lang ik daar op de bodem van de mijn heb doorgebracht, erts uitgraven, weet ik niet. Daglicht drong daar niet door en de lampen brandden voortdurend. Misschien verscheidene maanden, misschien wel een jaar. Maar nee, dat denk ik niet. Onverwachts op een dag kwam een opperbeul de mijn in en vroeg de lagere beulen waar slavin 2892 was.
De schrik sloeg mij om het lijf toen ik dat hoorde. Als zij mij speciaal wilden hebben, wat ging er gebeuren? Een speciale foltering? Aarzelend stond ik op. Een beul kwam naar voren. Met een natte doek veegde hij ruw het gruis van mijn buik, zodat mijn nummer te lezen was.




«He, zij is een blanke, dat wist ik helemaal niet» zei hij nog.
«Nou de komputer wist het wel, en daarom hebben wij haar nodig» snauwde de opperbeul.
Ik werd van de slaven ketting losgemaakt, mijn polzen werden op mijn rug aan elkaar gebonden, en een dunne ketting aan mijn neusring gehaakt.
«Meekomen jij» zei de opperbeul terwijl aan die ketting rukte. Gelukkig zag ik het aankomen, dus ik kon snel in de juiste richting stappen om de pijn te vermijden. Desondanks werd de trip uit de mijn naar boven toch een martelgang want snel lopen met die korte ketting tussen jouw enkels en jouw evenwicht bewaren op het ongelijke pad zonder jouw armen te kunnen gebruiken, is niet mogelijk. Maar uiteindelijk kwamen wij toch boven. Ik werd verder geleid, en al snel zag ik dat ik teruggevoerd werd naar het centrale gebouw waar ik ooit tot slavin gemaakt was. Ik werd een badhokje ingeduwd met het bevel mijzelf schoon te maken. Wauw, dat was een luxe. Ik mocht mijzelf wassen zonder kontinu door een beul lastig gevallen te worden. En toen zij mij enige tijd later kwamen halen was ik schoon en niet meer zwart. En mijn rokje was weer wit en niet meer bruin van de vastgekleefde poepresten.
«Hm» gromde de opperbeul, «ik vraag mij af of zij jullie daar wel regelmatig gewogen hebben. Jij ziet er veel te mager uit. Wat dan ook. Luister jij maar eens goed. Vanavond hebben wij hier speciale receptie. Hoge pieven uit het leger komen hier op bezoek. En jij zult een van de slavinnen zijn die de versnaperingen moet rondbrengen. Een blanke die dat doet, dat doet het toch altijd wel. En dan hebben wij nog een leuke verrassing voor jou, maar dat zie jij dan wel weer. Gniffel. gniffel.»
De manier waarop het gniffelde beviel mij helemaal niet, en in de verrassing had ik nog meer minder vertrouwen. Maar als goed opgevoede slavin, eentje die geleerd heeft de zweep te ontwijken, hield ik braafjes mijn mond.
En zo brachten ik en een aantal andere slavinnen die avond als serveersters door. We hadden een muilkorf om onze monden gekregen om te voorkomen dat wij van de lekkernijen zouden peuzelen. Maar zelfs zonder dat zou het meeste hoe dan ook voor ons onbereikbaar zijn gebleven, omdat het kauwwerk vroeg. Maar aan de drankjes hadden wij ons natuurlijk met onze tandeloze monden, zonder die muilkorven, nog steeds wel aan kunnen vergrijpen. Hoe dan ook, als jij zelf alleen vieze brij te eten krijgt en dan nog steeds hongerig gaat is het een foltering de geuren van al dat lekkere eten te moeten opsnuiven en er toch niet bij te kunnen.
Ergens halverwege de avond vroeg de ceremoniemeester om stilte: «Generaal, heren, het is tijd voor onze spelletjes.» Hij zei nog meer, maar het was in het Mobaans waarvan ik toen eigenlijk alleen nog maar de woorden: 'werken' en 'slavin' goed kende. Hij leidde de officieren naar een soort werkbank waar vijf hoofdhelmen waren opgesteld. Die helmen waren aan een soort bankschroef bevestigd, waarmee zij als een pers omhoog en omlaag gedraaid konden worden. En onder de helmen was een stevige ijzeren staaf bevestigd. 5 slavinnen werden binnengebracht, die aan de werkbank moesten gaan zitten, met de helmen op hun hoofd en hun kin rustend op die ijzeren staaf.
Wij, de serveer slavinnen, waren nu niet meer nodig, zo wij stonden wat langs de muur af te wachten wat er zou gebeuren, terwijl de officieren in geagiteerde diskussie waren en blijkbaar weddenschappen aangingen van welke slavin het hoofd het best tot moes geperst zou kunnen worden.
«Zij gaan straks die persen omlaagdraaien» fluisterde een van de andere slavinnen mij in het Engels toe door haar muilkorf. Ik keek haar aan. Ik had al het gevoel gehad die avond dat ik haar kende, en nu ik haar stem hoorde wist ik het zeker.
«Anina!»
«Noem mij zo niet» zei zij geschrokken terwijl zij angstig om zich heen keek om te zien of een van de beulen het net niet gehoord had.
«Sorry» fluisterde ik terug. Natuurlijk, wij waren slavinnen, wij hadden geen namen meer, dat was verboden. Zij was slavin 2897 en ik was 2892.
Anina, 2897 bedoel ik, vervolgde: «Het eerste wat gebeurt als zij die persen omlaag draaien is dat jouw tanden en kiezen verbrijzeld worden. Als wij die nog gehad zouden hebben natuurlijk. Vervolgens breekt de kaak en tenslotte breekt de schedel in gruzelementen. Maar als de pers met de juiste snelheid omlaag gedraaid wordt worden voor die tijd jouw ogen uit hun kassen gedrukt. Daarvoor zijn die kleine bakjes daar, daar moeten de oogballen precies invallen. Als de beul te snel draait echter, kraakt de schedel voordat de ogen de kans hebben eruit te ploppen, en als hij te langzaam gaat blijven zij door de elasticiteit ook zitten. De officieren zijn nu weddenschappen aan het afsluiten welke beul zij denken de eerste zal zijn om de ogen er netjes uitgeplopt te hebben.»
Inderdaad intussen hadden de officieren 5 beulen uitgekozen om hun foltermethodes te laten zien. De beulen namen plaats aan de werkbank en op het signaal van de ceremoniemeester begonnen zij helmen omlaag te draaien. De arme meisjes begonnen te gillen van pijn. Heel gedempt natuurlijk omdat zij hun mond niet konden openen. Dan, de een na de ander, weerklonken de droge krakken van de kaakbenen die braken. Dat was het begin. Nu zouden spoedig de eerste ogen eruit geperst worden. Welke beul was het bekwaamst, maar had ook het geluk toevallig een slavin te hebben waar de ogen een beetje makkelijk uit hun kassen kwamen? Dat maakte de weddenschap interessant, het was een kombinatie van kans, kunst en kunde.
Een zucht van teleurstelling steeg op van de verzamelde officieren. Beul nummer 3 had te snel gedraaid of gewoon pech, maar van zijn slavin vergruizelde de schedel terwijl de ogen er niet uitgekomen waren. Dan beul 4 deed beter. Een oog kwam er al uit. Maar het andere oog puilde wel wat, doch wilde niet echt. En plotseling, niemand verwachtte het, iedereen keek naar beul 5, de favoriet, beul 1 juichte triomfantelijk. Twee oogballen zaten bij hem al in de bakjes. Het leek wel een eeuwigheid voordat dat eindelijk ook bij beul 5 gebeurde. Beul 4 modderde nog steeds aan. Hij draaide de helm wat omhoog om een nieuwe aanval te proberen. En ja, eindelijk lukte het, het andere oog kwam er ook uit. En beul 2, hij was ook een mislukking, de schedel van zijn slavin kraakte maar de ogen waren er niet uitgekomen.
Er was nu wat tweedracht onder de officieren. Had beul 4 gewonnen, die als eerste er een oog uit had gekregen, of beul 1 die het zoveel netter gedaan had en beide tegelijk? Uiteindelijk kreeg beul 1 de eerste prijs, en beul 4 een troostprijs. Terwijl wij snel de overwinningsborrels moesten serveren werden de mishandelde meisjes weggevoerd. Nummer 2 en 3 waren al dood, maar de anderen leefden nog; voor hoe lang het ook nog zou zijn.
«Dan nu, generaal, tijd voor ons banket» zei de ceremonie meester. Iedereen werd naar een nis gestuurd waar een grote ketel met kokende olie bleek te staan.
«Oh nee» dacht ik nog, «zij gaan een van ons levend braden.»
«En deze speciale slavin zullen wij daar nu langzaam in gaan onderdompelen. Ik denk dat niet velen van u al eens blank vlees geproefd hebben, dus dat zal een gedenkwaardige ervaring zijn die wij niet elke dag hebben.»
Voordat ik wist wat er gebeurde hadden zijn helpers mij gegrepen en naar voren gesleurd.
«Nee» gilde ik, toen mijn muilkorf losgemaakt werd, «genade». Terwijl ik dat deed wist ik dat het nutteloos was. Mijn polzen werden op mijn rug gebonden, en een ketting die van een katrol aan de zoldering hing werd aan mijn borstenstaaf vastgemaakt. Daar werd ik aan opgehezen. Ik gilde nog steeds.
«Niet die» zei een van de officieren plotseling. «Wij kunnen die blanke beter voor een andere gelegenheid bewaren. Trouwens Kamli vlees smaakt veel beter. Neem liever die slavin daar.»
Een roes kwam over mij terwijl ik weer op mijn voeten neergelaten werd. Ik hoorde nauwelijks dat de ceremonie meester: «zoals u wilt, generaal» zei. Nadat mijn ketens losgemaakt waren, werd mijn plaats door een andere meisje ingenomen. Pas toen ik weer met de andere slavinnen langs de muur stond zag ik wat er gebeurd was. Zij hadden Anina genomen. Omdat zij geen borstenstaaf droeg hadden zij maar snel vleeshaken door haar borsten heengeslagen. En daar hing zij nu aan, al boven de ketel en zij werd langzaam neergelaten. Zij was dapperder dan ik en gilde niet. Toen de kokende olie naderbijder kwam trok zij haar knieën op om de exekutie uit te stellen. Maar tevergeefs, natuurlijk. De beulen lieten haar met schokken nog wat verder zakken en haar linkervoet dipte in de olie. Nu gilde zij het ook uit en met een nog vergeefsere poging trachtte zij weg te komen, om alleen maar nu met haar beide benen in de kokende olie terecht te komen. Het was vreselijk om te zien, en het was mijn schuld dat zij nu aan het sterven was, zo voelde ik het. Nu was zij al tot haar heupen in de olie en zij schreeuwde nog steeds. En toen, vanwege mijn ondervoeding, moet ik flauwgevallen zijn.

Toen ik weer bijkwam lag ik op de grond met mijn polzen op mijn rug aanelkaar gebonden. Een slavin zat bij mij. Het was nummer 36, die later mijn grote vriendin zou worden. Een heel laag nummer, een van de eerste slavinnen van Uchlenrode. Zij was toen al de oudste van ons allen. Zij zag dat ik bij gekomen was en zette mij een kom aan de lippen. «Hier drink dit» zei zij.
Gewoon water waarschijnlijk, maar het was een weldaad voor mij uitgedroogde lippen.
«Arm meisje» zuchtte 36, «het was niet handig van jou om flauw te vallen in het bijzijn van generaal Kinoz.»
Generaal Kinoz?! Plotseling ging mij een licht op en herinnerde ik mij dat een van de officieren met 'generaal'aangesproken was geweest. Zo, dat was dus generaal Kinoz, die grote boef, die ons in de slavernij had gebracht!
«De generaal was erg boos dat jij flauw viel, en heeft verordeneerd dat jij gefolterd zult worden» zei 36.
De schrik sloeg mij om het hart. «Gefolterd, hoe dan?» piepte ik.
Maar 36 gaf geen antwoord, plotseling stond zij op en liep weg. Even was ik verbaasd, maar toen zag ik dat een beul naderde.
«Zij is nog steeds bewusteloos» zei 36 tot de beul. «Ik denk dat een foltering geen zin heeft.»
«Dat maken wij wel uit» gromde de beul. «Wij wachten wel tot zij bijkomt.»
Intussen was hij naar mij genaderd en gaf mij een trap in mijn zij. Natuurlijk had ik de suggestie van 36 met volle handen aangegrepen en ik hield mij als bewusteloos lijkend voor als mogelijk. Wonder boven wonder slaagde ik er in om zelfs geen reaktie te tonen op die trap.
Maar ach, het was zo nutteloos. De volgende dag (of was het de volgende week?, gevoel voor tijd had ik niet meer) merkten de beulen dat ik wel bijgekomen was en ik werd direkt overeind gesleurd.
«Morgen zul jij gefolterd worden zoals jij nog nooit gefolterd bent. Maar eerst moet jij wat eten, jij moet sterk genoeg zijn om de mishandelingen te weerstaan.»
Die volgende dag werd ik naar buiten geleid en in een rek geslagen dat langs een drukke weg stond. Dat was de plek waar iedereen altijd in het openbaar gefolterd werd. Slavinnen kwamen hier langs, op weg naar de mijnen, of net terug van de mijnen, of om eten te brengen, of erts weg te dragen, wat dan ook. Kortom het was een plaats van druk verkeer. Vanuit het standpunt van de beulen een ideale plaats om een overtuigende demonstratie te geven aan zoveel mogelijk slavinnen. Met knikkende knieën stond ik in het rek te wachten. Het rek, even terzijde, is een grote rechthoek met kettingen in de vier hoekpunten, waar jouw polzen en enkels worden vastgeketend. Ietwat zoals de rail, behalve dan dat jij nog steeds op jouw voeten staat en niet aan jou polzen hangt. Totdat jij van pijn niet meer staan kunt, want dan hang jij natuurlijk.
Een elektriseer machine werd bij mij neergezet, en overal op mijn lichaam werden elektroden bevestigd: handen, voeten, borsten, neus, kut, noem maar op. De machine werd aangezet, en ja hoor, de ene elektrische schok na de andere zinderde door mijn lichaam heen. Er draaiden allerlei tandwielen in de machine rond, die hele reeksen van onverwachte kombinaties kreëerden. Soms duurde het lang, soms duurde het kort voordat de volgende schok volgde. Soms was het een lichte schok, dan weer een heftige. Soms duurde het lang, dan weer kort. Soms op het ene lichaamsdeel, dan op het andere. Het was een verschrikking. De schokken kwamen maar en kwamen maar, en zij hielden niet op. Het ergste was dat de beulen niet eens iets hoefden te doen, zij lieten mij gewoon aan mijn lot over. Spoedig gilde ik het uit bij elke schok en hing ik verkrampt en bezweet aan mijn kettingen. Slavinnen kwamen langs en keken mij onverschillig aan. Als er enige reaktie was, dan was het vrees dat misschien een dag zij zelf zo een behandeling zouden moeten ondergaan. Bij elke schok maakte de machine ook een brommend geluid. Of dat nu het gevolg was van een slecht afgestelde alternator, of dat het express gedaan was zodat de omstanders konden horen wanneer ik pijn leed, weet ik niet. Maar dat geluid zelf maakte mij al bija gek. En zelfs tot vandaag, elke keer als ik zo soort geluid hoor, al is het maar het zoemen van een onschuldig elektrisch apparaat, dan krimp ik nog steeds van de ingebeelde pijnen in elkaar.
En de foltering ging maar door, uur na uur na uur. Het werd donker en het werd weer licht, een hele dag voorbij. En het werd weer donker... of misschien ook niet. Ik wist niets meer, ik wist alleen maar pijn, pijn, pijn en nog eens pijn. En toen kwam ik weer bij. Ik wist niet eens dat ik bewusteloos was geweest. En slavin 36 zat weer naast mij en gaf mij weer te drinken.
«Jij hebt geluk gehad, 2892» sprak zij, «jij hebt de foltering overleefd. Kop op, jij mag een keukenslavin zijn.»




Al spoedig kwam ik er achter wat 36 met dat geluk bedoelde. Keukenslavinnen hadden een goed leven, relatief gesproken dan voor een slavin natuurlijk. In de grote keuken stonden 5 reuze ketels en elke 5 uur, de standaard Uchlenrode periode, moesten 2 ketels eten produceren, elk voor 400 slavinnen. Elke ketel had zijn eigen groep slavinnen. In het begin van een periode moest de ketel worden schoongemaakt, en dan gevuld worden met water dat aan de kook gebracht werd. Intussen moesten wij dan de ingredienten voorbereiden. Zetmeel was het hoofdbestanddeel, lekker goedkoop. Afhankelijk van de tijd van het jaar, denk ik, waren het soms knollen die wij moesten pellen of raspen, zoals tapioka of aardappelen, maar soms was het ook gewoon rijst. Daar genoten wij altijd van, want de rijst werd aangevoerd in grote zakken, en daar viel niet veel aan schoon te maken. Als het water kookte konden de zakken erin geleegd worden, en tot die tijd konden wij rustig afwachten, zelfs soms spelletjes en gekkigheid met elkaar uithalen. Ja, er waren zelfs dagen dat wij lachten, wat ik nooit had gedacht ooit nog zou gebeuren. Natuurlijk de beulen wisten best dat wij op rijst dagen niet veel te doen hadden, dus verzonnen zij wel wat om ons te laten doen, maar dat lukte hen toch niet elke dag. Minder aangenaam waren de broodvrucht dagen, omdat broodvruchten een melkig sap afscheiden als jij hun schil afraspt, wat snel begint te kriebelen en jouw handen doet schreien. Intussen moest er kontinu in de ketel geroerd worden, omdat wat er ook in zat zo volledig gekookt moest worden dat het tot pap uitelkaar viel. Het was die brij die wij te eten kregen, nou ja die wij konden opslurpen met onze tandeloze monden. In het begin dacht ik nog dat de koks, die ons in de gaten hielden, nog wat kruiden in de ketel gooiden om het smakelijker te maken. Maar dat was een grote vergissing. De brij smaakte helemaal niet heerlijk, wat zij erin gooiden waren viessmakende medicijnen om ons gezond te houden, zodat wij beter konden werken, niet om ons te plezieren.
Ik vergeet bijna te vertellen dat er ook nog een grote kluit vet de ketel inging, zodat zetmeel en vet wel voorzien was. Maar eiwitten dat was een ander verhaal. Eiwitten zijn natuurlijk duur, dus daar werd op bezuinigd. Maar als zij ons gezond wilden houden moesten wij die toch ook hebben. Wel, op sommige dagen ging er een half varken of een heel schaap of welk beest dan ook door de brij. De kadavers werden aangevoerd van een of andere slagerij en waren alreeds van hun ingewanden ontdaan. De karkassen gingen door de vleesmolen heen die alle spieren, pezen, weefsels enzovoorts en zelfs de botten essentiëel to gruis vermaalde, en dat ging de kookketel in. Echter, dat was slechts ongeveer half van de tijd. De andere helft... wel daar zou ik spoedig achterkomen.
Ik had mijzelf alreeds geruime tijd afgevraagd wat de beulen deden met dode, of halfdode slavinnen. Hoe werden de lijken weggewerkt?
Regelmatig, vaak meer dan eens per dag werden slavinnen voor de finale behandeling de keuken binnen gebracht. De meesten leefden nog, zij het in verschillende fasen van vreselijke folter verwonderingen. Er waren er echter ook veel die niets hadden, maar die overkompleet geacht werden te zijn. Die eerste keer dat ik het meemaakte, bijvoorbeeld was er van elke groep wat. Er was een dode slavin, een rare stand van haar hoofd liet duidelijk zien dat haar nek gebroken was. Een andere slavin jankte van de pijn omdat haar linkerarm van haar lichaam afgehakt was. Een nu bloeddoordrenkte prop was om haar stomp gebonden, en de rest van de arm hing van de polsketting van haar andere arm. Nog een ander had een rug die half open lag vanwege de vele zweepslagen die zij ontvangen had. Ik hoorde een van de beulen tegen onze kok zeggen dat zij streng gestraft was. En het laatste meisje had niets, behalve een dikke buik, zij was alreeds 7 maanden of zo zwanger. Al de 4 meisjes werden zonder omhaal op de standaard manier aan hun armen opgehangen. Nouja, behalve dan degeen met de afgehakte arm, maar daar deden de beulen niet moeilijk over. Zij haakten gewoon een stevige vleeshaak onder haar linkerschouderblad. Daarna kregen alle meisjes, die nog leefden dat is, een of andere vloeistof te drinken die ik de beulen het kakmiddel hoorde noemen. En tenslotte werden hun rokjes losgesneden en van hun lichamen gerukt.
Ik vond al snel uit wat dat kakmiddel deed. Nog geen 10 minuten later waren zij allemaal aan het kronkelen van de krampen in hun darmen en begonnen zij te ontlasten. Eerst was het nog vrij dik, maar al spoedig werd de diarree dunner en dunner. Een uur later was het bruin water dat uit hun konten spoot. Wij moesten hen te drinken geven om de ontlasting op gang te houden. Nog een uur later was het bijna helder water wat naar buiten kwam.
Na verloop van tijd kwam de kok langs om te kijken.
«Goed, die darmen zijn schoon en leeg» zei hij. En dan kijkend in de richting van het dode meisje: «maar die. Ik haat het altijd wanneer dat gebeurt. Een rot werkje. Nu moet ik hun buik opensnijden en de ingewanden eruit halen, want die darmen zitten nog vol met poep en gif.»
Hoe rot het werk voor hem zogenaamd ook was, het was een van ons die haar buik moest open snijden en de darmen eruit halen, die daarna de afvoerbak ingingen. De rest van het kadaver werd op een tafel met rolletjes gelegd waar een grote zware machine naast stond. Een van haar enkel boeien werd in een sleuf er van geplaatst, een hendel omlaag getrokken en een zware pin brak de klinknagel en duwde hem uit het ijzer. Insgelijk de andere kant en de helften van de boei vielen van elkaar los. Hetzelfde gebeurde met haar andere enkelboei. Oh wat zou ik die machine graag een keer gebruiken om die rotboeien van mijn ledematen af te krijgen. Maar er was geen kans dat mij dat ooit vergund zou zijn totdat het mijn beurt was voor die finale behandeling.
De polsboeien waren iets gekompliceerder, zoals ik zou zien toen het 2e meisje de behandel tafel opging. (De andere twee meisjes zouden moeten blijven hangen tot de volgende ketel ronde.) De enkelboeien waren weer snel gedaan. Intussen waren de rollers aangezet. Aan het eind van de tafel draaiden namelijk 2 grote walzen over elkaar heen, en alles wat daar tussen kwam werd medogenloos platgedrukt en er door heen gewalst. De voeten van het meisje werden in die rollers gedrukt, en wij hoorden meteen hoe haar botten gekraakt werden, todat dit direkt door haar vreselijk gegil overstemd werd. Haar voeten waren alreeds verdwenen, haar enkels werden nu gekraakt. Intussen moesten de beulen opschieten, want alle andere ijzers moesten van haar verwijderd worden voordat zij ook de machine ingezogen werden. De neusring was makkelijk: omhoog trekken en met een scherp mes de huid afsnijden. Zo gelijk de borstenstaaf en wat zij ook meer mocht hebben. En ook de badmuts, als die niet al verwijderd was. De polsboeien, zoals ik al zei, waren iets gekompliceerder. De polsboei zelf was snel opengekraakt en gebroken door de klinknagelduwer, maar er was er nog altijd die stalen pin door jouw polzen heen. Die werd er met een grijp tang uitgetrokken en dan bleek het dan de pin op een of andere manier zo in jouw polzen vastgegroeid zat dan alle omliggende weefsels als een bloedende massa naar buiten kwamen. Maar natuurlijk voegden dat bloed en gegil waar weinig toe aan het al gaande bloed en gegil. De benen van het meisje waren nu al volledig tot pap gedrukt in de bottenkraker, zoals die machine genoemd werd. Nu werden haar heupen verbrijzeld. Zij gilde nog steeds. Maar niet lang meer. Bij nu had zij zoveel bloed verspild dat zij genadig het bewustzijn verloor.
Wat er aan de andere kant uitkwam was een bijna onherkenbaar iets. Ja, jij kon een menselijke vorm onderscheiden, maar het was eerder een bloederige gel die in de volgende machine schoof: de gehaktmolen. En wat daar uitkwam was een half vloeibare brij die de kookketel inging.
Ik was nog steeds volkomen van de kaart toen een hele tijd daarna een etenskom met een kwak slavenprut aangereikt kreeg.
«Dat kan ik niet eten» zei ik zwakjes.
«Niet zeuren, 2892» zei 36 tot mij, «dit is wat jij al maanden eet.»
Zij had gelijk. Eigenlijk had ik het altijd al geweten, de andere slavinnen hadden het altijd al gefluisterd. Dat kleine harde brokje daar is waarschijnlijk een stuk vermalen bot. En dat taaie stukje een pees. En dat glasachtige stukje een deel van een oog. Maar het nu zeker te weten, dat was toch wel wat anders.

In de toekomst zou ik ook regelmatig de taak krijgen de beulen te helpen met de finale opruiming. Als de gedoemde meisjes hingen moest hen bijvoorbeeld regelmatig te drinken gegeven worden om hun darmen schoon te spoelen. Daar hoefde de beulkok niet bij te zijn, een slavin kon dat alleen doen. In feite was dit makkelijk, jij had niet veel te doen. En terwijl dat eens zo gebeurde viel het mij op dat een van de meisjes een badmuts op had die gescheurd was. «Jij hebt geluk» dacht ik wrang, «jij loopt in ieder geval jouw 10 zweepslagen mis.»
De badmuts scheurde volledig en viel op de grond toen ik hem aanraakte. Plotseling had ik een idee. Het was mij al enige tijd opgevallen dat de linkerstop van mijn borstenstaaf los zat. Ik nam een stuk van de badmuts, opende mijn staaf, deed het stuk rubber erin en de stop er weer op. Liever had ik de hele badmuts genomen, maar ik was bang dat de beulen dat zou opvallen. Zij waren ook niet gek, zij wisten wat een badmuts waard was. Ik nam nu de andere meisjes de badmutsen ook van het hoofd en legde alles op een stapel. Het liep zoals ik gehoopt had. Toen de beulen terugkamen wisten zij niet zeker of zij mij nu moesten straffen voor het ongeautoriseerd afnemen van de badmutsen of dat het wel handig was dat zij dat straks bij de bottenkraker niet meer zelf hoefden te doen. Een vluchtige inspektie vertelde hen dat het aantal badmutsen op de stapel wel gelijk leek te zijn aan het aantal hangende slavinnen.
Het duurde een aantal weken voor ik weer een andere kans had. Dit keer verstopte ik ook een kinriempje in mijn staaf. Dit veroorzaakte enige fronzingen bij de beulen, maar omdat het aantal badmustsen verder wel klopte aksepteerden zij mijn nederige uitleg dat een van de meisjes haar riempje niet had gehad; blijkbaar verloren in haar laatste foltering. De paar klappen die ik kreeg waren het mij wel waard.
En weer enige tijd later had ik de ware kans. Een van de opgehangen meisjes had blijkbaar net een nieuwe badmuts opgekregen. Ik nam hem af, verstopte hem in mijn borstenstaaf, terwijl ik de stukken badmuts die ik daar had op de stapel legde. De beulen merkten niets, de telling klopte, maar ik had nu een reserve badmuts. En dat was maar goed ook want nog geen paar dagen later, terwijl ik aan een ketel stond te roeren en ik gedachteloos met mijn hand over mijn hoofd ging omdat ik jeuk en zweet van de hitte had, scheurde mijn badmuts. Ik had al enige tijd geweten dat dat spoedig zou gebeuren, want hij was al vrij ver vergaan. Normaal gesproken zou ik nu een beul moeten vragen mij een nieuwe badmuts op te zetten, op ontvangst van 10 zweepslagen natuurlijk, voordat zij het zelf zouden opmerken en mij misschien nog wat zweepslagen extra geven. Niemand keek. Snel mijn borstenstaaf open, de nieuwe badmuts op and de resten van de oude de staaf in. De volgende keer zou ik die wel weer omwisselen voor een nieuwe.
Ik kon dit natuurlijk niet al de tijd doen, want het zou de beulen opvallen dat ik nooit een nieuwe badmuts nodig had. Maar elke keer dat ik er weg mee kon komen zonder 10 zweepslagen was het toch wel allemaal waard. Mijn vriendin 36 deelde al spoedig in het fortuin, en zo, als mogelijk alle andere slavinnen van mijn keukengroep. En de beulen zijn er nooit achtergekomen. Ook nu heb ik nog steeds een reserve badmuts in mijn borstenstaaf. Nooit… wel een keer, bijna, maar dat was een heel verhaal op zichzelf.




De beulen mogen ons verkrachten wanneer zij dat maar willen, zolang het het werk, het onze of het hunne, niet in de weg zit. Nieuwe beulen, die net in Uchlenrode aangekomen zijn denken dat zij in het paradijs zijn. Zij schrikken er niet voor terug elk van ons te verkrachten de een na de ander, keer na keer. Oudere beulen die het allemaal al gezien hebben zijn wat minder aktief. Desalniettemin voor iedere slavin, elke paar dagen een keer verkracht worden is normaal. De oudere beulen hebben ook vaak een favoriete slavin die zij aan het eind van hun werkuren naar hun kamer meenemen om mee te doen wat zij willen. Sommige slavinnen houden daarvan, omdat zij zo een beul dan om hun vinger weten te winden en er veel voordeel van trekken. Andere slavinnen verafschuwen het omdat zij weten nog eens extra gefolterd te zullen worden. Vooral als het een ietwat jongere beul is gebeurt het dat de slavin het leven laat. Ons leven is natuurlijk niets waard, maar als het te vaak gebeurt moet de beul toch even bij de majoor op het matje komen om aan te horen dat het werk in be beryl mijnen belangrijker is dan zijn excessen. Ik heb al uitghelegd waarom wij over het algemeen nooit zwanger worden van de verkrachtingen, omdat wij allemaal gesteriliseerd zijn. Behalve dan die enkeling waarbij de sterilisatie mislukt is. Tegen de tijd dat zij hoogzwanger is gaat zij met foetus en al de kookketel in, want voor kinderen is geen plaats hier.
Slavin 4000 was het liefje van de kapitein. De kapitein, in die tijd, was de naam of bijnaam van een van de beulen. Of hij echt een kapitein was weet ik niet, maar om een of andere reden was dat de naam die 4000 gebruikte en hem wel scheen te bevallen. Voor de rest haatten wij de kapitein even veel als Vetlip tegenwoordig, omdat zij beiden echte sadisten waren. Maar 4000 zou nooit door hem gefolterd worden. Zij dacht daarom dat zij speciaal was, ook vanwege haar nummer, en zij was vreselijk arrogant. Wij haatten haar allemaal zoveel als de kapitein zelf. Bijvoorbeeld zij was er heel goed in jou te treiteren door onaangename opmerkingen te maken en als jij jouwzelf niet kon inhouden en probeerde iets terug te doen dan riep zij de kapitein erbij, en dan was jij natuurlijk degeen die gefolterd werd. En het was ook zij die de kapitein dan aanspoorde jou een paar zweepslaagjes extra te geven. Desondanks was en bleef zij een slavin die ook werken moest, zeker als de andere beulen in de buurt waren. Maar zij was er ook heel goed in eigenlijk niets te doen, zodat jij, als jij de pech had met haar samen te zijn, dubbel werk moest doen om dat te kompenseren, anders zou er weer iemand gefolterd worden, en jij weet wel wie.
Slavin 4451 was een jong meisje, misschien 12 jaar oud, een schoonheid, maar ook gevoelig en timide. Wij hielden allemaal van haar, als moeders, en trachtten haar te beschermen waar mogelijk. Ik werd altijd bedroefd als ik haar zag. Zo jong, zo onschuldig, haar enige zonde was dat zij een Kamli was. En daarvoor zat zij in de slavernij en zou alleen nog maar ellende meemaken in de korte tijd die haar in dit leven nog restte.
Op een dag waren wij allemaal knollen aan het schillen. 4451 zat naast 4000 en had, natuurlijk, de volle kwaadaardigheid van de laatste te verduren.
«Nee, stomme griet» schold 4000, «er zit nog een stuk schil aan die knol. Wat denk jij dat de beulen zullen doen als zij dat zien? He? Wie zal de schuld daarvan krijgen? He? Ik natuurlijk weer. En wie krijgt dan de zweepslagen? He?»
Terwijl de arme 4451 de bewuste knol opraapte, begon zij te huilen.
«Ach nou huilt zij» zei 4000 minachtend, «nou ja, boontje komt op zijn loontje. En die ook, dreingriet!»
Bij die laatste woorden wees zij op nog een andere knol die niet goed gedaan was. En 4451 had niet eens in de gaten dat die knol expres zo was achtergelaten door 4000 zelf.
«En die!»
Maar 4451 was nog steeds bezig met de vorige knol en reageerde niet direkt op het bevel.
«He, ben jij doof? Zit die badmuts jou in de weg?»
De badmusten bedekken onze oren natuurlijk. Zij dempen het geluid iets, maar niet zo dat wij niets meer zouden horen.
Nu schoot 4000 uit met haar mes en rukte de arme 4451 de badmuts van haar hoofd. Natuurlijk zijn de messen die de beulen ons geven net scherp genoeg om de knollen te doen, en niet meer dan dat. Maar dat was in dit geval nog wel steeds scherp genoeg om de badmuts in stukken te scheuren en een lelijke snijwond in haar hoofd te maken. Ontsteld zagen wij dit allemaal gebeuren. Dat 4000 iemand de badmuts van het hoofd rukte zodat de ander 10 zweepslagen zou krijgen was niet de eerste keer, maar of die verwonding in haar plannen inbegrepen was, was een ander ding. Maar of zij had het niet gemerkt, of het scheen haar niets te kunnen schelen. Zij maakte zich klaar om de beulen te alarmeren te komen kijken en er van te genieten hoe het jonge meisje haar minstens 10 zweepslagen zou ontvangen.
«Houd jouw kop» siste ik naar haar, terwijl ik de stop van mijn borstenstaaf losmaakte om de reserve badmuts er uit te halen. «Ben jij trots op jouwzelf dat jij 4451 aan het huilen hebt gebracht?"
«Houd jij er buiten» gromde 4000. Zij was kwaad dat er iemand durfde kommentaar op haar te hebben. Dan, plotseling, tot ons aller ontsteltenis, rukte zij haar eigen badmuts van het hoofd, en wierp hem naar mij.
«Doe dat ding in jouw staaf. En dan heb ik een nieuwe badmuts nodig» zei zij. «Ik ben belangrijk, dus ik moet hem hebben. Niet zij.»
Wat er toen precies allemaal gebeurde weet ik niet zeker meer. Terwijl ik verward 4000's badmuts resten in mijn staaf propte, griste zij de nieuwe badmuts van mijn schoot, voordat ik hem aan 4451 had kunnen geven. Maar intussen hadden de andere slavinnen zich in het gewoel gestort, en trachtten de badmuts van 4000 af te pakken. Ik zat in het midden van het geweld. Er werd aan mijn borstenstaaf getrokken, en ik kon niet veel doen, omdat ik de stop nog steeds in mijn handen had en die niet mocht verliezen. Anders zouden de beulen zien dat mijn staaf hol was met alle consequenties van dien.
«En wat is hier aan de hand?» weerklonk een barse stem terwijl een zweep door de lucht klapte. Meteen was het gewoel over. Zo snel ik kon deed ik de stop terug op mijn staaf.
«Oh kapitein» giechelde 4000, «deze griet hier verloor haar badmuts. En toen trachtte zij mijn badmuts te stelen. Denk jij ook niet dat dat wat meer dan 10 zweepslagen waard is?»
«Nou dat denk ik ook wel. 10 zweepslagen voor haar eigen badmuts, en 10 die zij jou wilde aandoen, en nog eens 10 extra als straf.»
«En dat is nog niet eens alles kapiteintje. Wist jij dat 2892 een holle borstenstaaf heeft en daar illegale badmutsen in bewaart?»
«Hoe durft zij. 30 zweepslagen voor haar ook. Maar eerst snijden wij die borsten eraf zodat het niet nog eens kan gebeuren.»
Geschrokken hoorden wij, en 4451 en ik in het bijzonder, het aan. Er was niets dat wij konden doen. De kapitein geloofde 4000 zonder meer.
Een paar andere beulen die intussen waren komen aanlopen grepen mij stevig vast, terwijl de kapitein een scherp mes tevoorschijn haalde en eerst even met mijn borsten speelde alvorens te beginnen.
«Leuke borstjes heb jij. Zonde om er af te halen. Maar ja het leven van een beul gaat niet over rozen. Het is jammer dat wij geen tijd voor spelletjes hebben. Anders zou ik jou jouw eigen borsten zelf stukje bij stukje laten afsnijden en rauw laten opeten.»
«He, stop jij eventjes», plotseling een andere barse stem weerklonk. Het was de kok, die natuurlijk de hoofd was van de beulen in de keuken.
«Oh, hallo kok» zei de kapitein plotseling zenuwachtig. Hij wist, wij allemaal wisten dat, dat de kok niet erg onder de indruk was zijn gedrag.
«Laat mij die borstenstaaf dan maar eens zien» zei de kok toen hem het een en ander uitgelegd was.
Even had ik hoop gehad dat de interventie van de kok mij gered had. Maar nu hij ging kijken zouden natuurlijk die badmuts resten in mijn staaf als een onweerstaanbaar bewijs mij naar het folterrek sturen. Iedereen keek mij aan terwijl ik probeerde de stop er zo moeilijk doend als mogelijk eruit te trekken, de indruk wekkend dat dat ding zo vast zat dat ik het nog nooit eerder gedaan had. Eindelijk kwam de stop los.
«Wat een onzin allemaal» zei de kok, «er zit niks in»
Huh? Niets? Hoe kan dat nu? Alles werd even een waas voor mij terwijl ik de stop terugzette. De beulen lieten mij los, blijkbaar was ik onschuldig.
«Maar 4000 zei mij dat... » mompelde de kapitein.
Iedereen draaide zich nu om naar 4000.
«Zei wat?» gromde de kok. «Zij heeft zelf niet eens een badmuts. Probeerde zij weer jou te verwarren, kapiteintje? Geef haar 10 zweepslagen voor een nieuwe badmuts en nog eens 10 extra.»
«Maar kok» zei de kapitein nog zenuwachtiger, «het is niet haar schuld, het is die vuile slavin daar, die haar de badmuts van het hoofd stal omdat zij er zelf geen meer had.»
Nu draaide iedereen zich om naar 4451. Maar die had een badmuts op haar hoofd, zij het met een gemene scheur en de rand bloed doordrenkt van de wond er net onder.
«Geen badmuts, he? Onzin. Wie heeft haar verwond?» vroeg de kok
«4000 deed het» zei 36 onverwacht maar zachtjes. Zacht genoeg om haar onderdanige status als slavin te bevestigen, maar luid genoeg dat iedereen het kon horen. Ik heb al eens eerder gezegd dat wij slavinnen niet tegen de beulen praten mogen tenzij zo bevolen. Dat 4000 het toch deed tegen de kapitein was een ding. Maar dat 36 het durfde tegen alle beulen was een ander ding. Zij was hier lang genoeg om zich zo een privilege toegeëigend te kunnen hebben.
«4000 scheurde haar eigen badmuts. En toen trachtte zij onder bedreiging van een mes 4451's badmuts te nemen. En niet andersom. Hier, dat zijn de resten of haar eigen badmuts.»
«Dat is dan wel duidelijk» zei de kok. «Ik ben die griet al lang zat. Hang haar, en geef haar het kakmiddel te drinken. En jij kapitein, ik heb jou overgeplaatst naar een andere afdeling.»
Voordat wij allemaal beseften was 4000 alreeds aan haar polzen opgehangen en was het kakmiddel door haar strot geduwd. Zij schold en vloekte maar de beulen trokken zich er niets van aan en gaven haar alleen maar extra slaag. Toen begonnen bij haar de diarree krampen en eindelijk werd zij stil en begon te huilen. Wij, de andere slavinnen, waren weer teruggekeerd naar onze knollen, en werkten in stilte, te verbrouwereerd om iets te zeggen op deze onverwachte ontwikkelingen. Maar niemand die medelijden had met 4000. Of misschien toch een beetje? Helaas kan ik niet vertellen of zij het eten beter of slechter deed smaken. Zij ging uiteindelijk een andere kookketel in, eentje waarmee onze etensbeurt niet samenviel.
En toen werd 4451 ook weer teruggebracht. Haar wond was schoongemaakt (bij nader inzicht meer oppervlakkig, erger lijkend dan het was) en zij had een nieuwe badmuts opgekregen.
«Zij hebben mij wel 10 zweepslagen gegeven» vertelde zij ons, «zij moesten wel want dat zijn de verordeneringen. Maar het waren maar zachte slagen.»
«Dan zijn jullie er allebei goed van af gekomen» fluisterde een andere slavin naar haar en mij. «Gelukkig dat er niets in jouw staaf zat.»
«Maar ik begrijp nog steeds niet wat er gebeurd is» zuchtte ik, «ik bedoel ik was er van overtuigd dat 4000's kapotte badmuts in mijn staaf zat. Want als hij er niet zat, dan hadden wij een badmuts teveel, de beulen zouden dat gezien hebben, en dat was ook niet het geval.»
«Dat was ik» zei 36 nu, «in die verwarring heb ik die badmuts uit jouw staaf gehaald.»
«Maar waarom dan? Ik bedoel een gescheurde badmuts heeft toch geen zin te hebben?» vroeg ik.
«Is het niet duidelijk? 4000 kon die gelegenheid om jou zwart te maken niet aan zich voorbij laten gaan. Ik wist meteen dat ik aktie moest nemen om te voorkomen dat jij op heterdaad betrapt zou worden.»
«Oh 36, jij hebt mij gered, dank jou zo wel. Maar dan wat is er gebeurd met de nieuwe badmuts? Wie heeft die dan?»
«Terwijl alle beulen met jou en 4000 bezig waren heb ik die snel en ongemerkt op 4451's hoofd gezet. Met mijn mes een scheur gemaakt waar haar wond zat zodat het leek alsof haar badmuts nog fijn en goed was behalve dan voor de wond die 4000 haar aanbracht.»
«Wow, hoe jij dat zo snel voor elkaar geregen hebt. Maar nu begrijp ik het. Ik vond het al wat vreemd dat 4451's badmuts er plotseling zo goed uitzag omdat ik dacht dat 4000 hem volkomen aan stukken gescheurd had.»
«Dat had zij zeker.»
«Maar waar is die badmuts dan gebleven?»
Op de vraag opende 36 haar benen, deed haar rok omhoog en trok de resten van een badmuts uit haar vagina.
«Doe hem in jouw borstenstaaf, voor de volgende keer. Hij is daar veiliger dan hier.»
Dat was zeker waar. Ofschoon wij soms onze vaginas soms gebruikten om kleine dingen te verbergen, het was een gevaarlijk bergplaats, want jij wist nooit wanneer een beul het plotseling in zijn hoofd kreeg jou te verkrachten. En als zij het dan vonden ging jij voor zeker het folterrek in.




Soms vroeg ik mij wel eens af wat 36 gedaan had om zo lang te overleven en zelfs enig ontzag bij de beulen af te dwingen. Elke maand of zo werd zij door de beulen naar een ander vertrek geleid, waar zij een bepaald werk moest doen en wanneer zij weer terugkwam, was zij volkomen met bloed overdekt. De eerste keer was ik geschrokken en dacht ik dat zij gefolterd was. Maar zij liep kwiek rond en mocht van de beulen een uitgebreid bad nemen. Toen zij zich weer onder ons voegde was zij schoon en ongekwetst. Wij trachtten haar wel eens uit te horen, maar dat gaf nooit resultaat. Dat ging zo door voor minstens 2 jaar. En toen op een dag zei de kok tegen haar dat zij weer nodig was maar dat zij dit keer een helper moest uitkiezen. 36 schrok daar zichtbaar van. Op dat moment had ik nog geen flauw idee waarom, maar blijkbaar begreep zij toen al de volle betekenis van dit bevel. Zij keek rond naar ons en wees toen mij aan.
«Waarom ik?» vroeg ik, terwijl wij de beulen volgden.
«Jij bent mijn beste vriendin» zei zij.
«Wel bedankt dan.»
«Misschien… Ik ben niet zeker dat ik jou een dienst bewijs» zuchtte zij.
Al spoedig zag ik waar wij naar toe gebracht werden. Het was de keuken waar het eten voor de beulen zelf werd bereid. Die keuken was apart van de slavinnen keuken en heel wat beter voorzien. De lekkerste hapjes werden hier bereid. Wij slavinnen kwamen hier maar zelden. De beulkoks konden het werk normaal gesproken wel zonder ons af. Alleen als er een groot feest bereid werd trommelden zij wat van ons op om te helpen. Dan kregen wij een muilkorf om zodat wij ons niet aan hun lekkernijen konden vergrijpen.
«Heb jij wel eens van ganzenleverpastij gehoord?» vroeg 36 mij nu.
«Eh ja, het schijnt een delikatesse te zijn. Ik heb het nooit zelf gegeten. Het is duur, en de arme gansjes worden er echt voor vetgemest en misbruikt.»
«Goed dan, wel, hier eten de beulen slavinnenleverpastij, en ik moet die bereiden.»
«Waarom jij?»
«Omdat alleen ik weet hoe het moet. Het is hele een kunst om het goed te doen.»
«Is dat de reden waarom zij jou ontzien?»
«Ja, want als ik het niet doe, kan niemand het doen en wordt er geen slavinnenleverpastij meer gegeten.»
«En dat is zo lekker? Dat de beulen niet zonder kunnen?»
«Geen flauw idee. Ik heb het nooit gegeten. In feite betwijfel ik het want de slavinnen die er aan opgeofferd worden zijn niet vetgemest. Maar dat is het probleem voor de beulen. Hoe dan ook, zij hebben besloten dat ik mijn kennis ook maar eens aan iemand anders moet overdragen. Zo wees maar blij 2892, het zal jou voordelen geven. Zij zullen jou niet meer zo snel doodfolteren.»
Dat moest ik even tot mij laten doordringen.
«Maar jou toch ook niet?»
«Denk na 2892! Is het niet duidelijk? Zodra de beulen weten dat jij het werk ook kan, hebben zij mij niet meer nodig. Zij hebben blijkbaar al beslist dat het eens tijd wordt mij door de bottenkraker en de vleesmolen heen te halen.»
Slik. Daar had ik niet direkt iets op te zeggen.
36 had zich alreeds filosofisch neergelegd bij haar naderende dood en begon haar les.
«Goed, 4 slavinnen dit keer. Zij hebben blijkbaar het kakmidddel al te drinken gekregen, dus klaar om de bottenkraker in te gaan zijn zij toch al. Daar hoef jij jou dus niet door weerhouden te voelen. Jij weet waar de lever zit? Net achter de onderste ribben. Let op. Met het mes maak jij eerst een grote snee hier, aan de bodem van de ribbenkast. Dan ga jij met jouw hand in het gat, omhoog, onder de ribben en jij grijpt de lever...»
Ik zag en hoorde wel wat 36 deed, en het moet wel geregistreerd hebben in mijn hersenen, maar het gegil van het meisje en de stroom bloed die naar buiten kwam deden mij bijna flauwvallen. «… en bedenk dat de lever heet is en dat het na het hart het bloedrijkste orgaan is, dus dat spuit er uit… » Ik geloof dat ik niet geschikt ben als slager. Maar ik moest wel anders werd ik zelf afgeslacht! De beulen keken toe hoe ik het deed «… de galblaas, de galblaas, snijd de galblaas er nu af anders vloeit de gal terug in de lever en wordt de pastij bitter …» Ik voelde iets heets, dat moest de lever zijn. «… niet daar aan trekken. Andere kant op …» Mijn eerste lever operatie mislukte volkomen. Het meisje was allang dood van bloedverlies voordat ik maar ergens was, en de galblaas was stuk gegaan en alles zat onder de groene drek. De beulen waren ontstemd en gaven mij een aantal zweepslagen.
«Het is de eerste keer» kwam 36 mij te hulp, «de volgende keer zal zij het beter doen.»
Toegegeven, die volgende keer, enkele weken later al, ging het wat beter, maar het zou nog wel enige tijd duren voordat ik de handigheid had die 36 hier toonde en schijnbaar in een handomdraai de lever uit het lichaam van het meisje trok dat nog steeds leefde en toezag hoe 36 haar eigen lever op een schaal plempte.
Enkele maanden verstreken en bij die tijd had ik zoveel leveroperaties gedaan dat het eigenlijk een stuk beter ging. Een kok proefde van de lever die ik eruit gehaald had. «Smaakt goed. Ik denk dat zij het kan.»
«Zeer goed» zei een andere kok, «dan hebben wij die niet meer nodig», terwijl hij gebaarde naar 36.
Nou ja, wat moet ik nog meer vertellen? Wij werden teruggebracht naar onze eigen keuken. Ik mocht een bad nemen, maar 36 werd direkt aan de rail
opgehangen en kreeg het kakmiddel te drinken.
«Oh 36, ik ben zo bedroefd», zei ik toen ik haar later wat te drinken bracht.
«Vergeet het 2892. Wij wisten dat zit zou gebeuren. Neem mijn badmuts, hij is nog niet zo oud. Ik zag dat 5385 een scheur in de hare heeft. Laat mij dan tenminste nog iemand iets minder ongelukkig maken voordat ik dood ga en van alle ellende verlost zal zijn. Au!» Die laatste kreet was voor een nieuwe kramp aanval in haar darmen en zij spoot weer wat waterige kak naar buiten. Huilend wendde ik mij af.

Het leven van een slavin kent geen evenementen. Het gaat door in pijn en ellende, dag en nacht. Ik verloor alle gevoel van tijd. Als keukenslavin die altijd binnen zat had ik weinig te doen met het weer buiten. Het was altijd heet, of het nu de zonnige tijd of de regentijd was. Alleen soms werd ik met mijn neus op het verstrijken van de tijd gedrukt. Bijvoorbeeld een dag moesten wij de beulen helpen in hun keuken een feestmaaltijd te bereiden. En sommigen van ons, ik onder andere, omdat ik nog steeds die blanke was, moesten het eten opdienen. Er stond een kerstboom in de eetzaal. En er hing een spandoek: 'prettige kerstdagen en een gelukkig nieuwjaar'. Met een jaartal erbij. 5 jaar was ik hier al. Tranen sprongen mij in de ogen. En eigenlijk huilde ik nog steeds toen het hogere echelon van de beulen met hun feestmaaltijd bezig was.
«Hee, heb jij dat ooit eerder gezien? Een huilende slavin?» merkte een van hen op.
«Ach zij is natuurlijk bedroefd dat zij niet het feest kan meedoen.»
«Dan moeten wij daar wat aan doen, laten we haar in de kerstboom ophangen.»
«Aan haar borstenstaaf» riep een andere beul.
«Nee, aan haar neusring.»
«Dat is toch allemaal niets. Laten we haar op de top spietsen.»
«Daar valt de boom toch van om.»
Met trillende benen hoorde ik aan hoe over mijn lot getwist werd. De beulen kwamen er niet uit, en uiteindelijk wendden zij zich tot de professor voor een oordeel.
«We moeten haar en foltering geven zoals wij er nog nooit een hebben gehad» peinsde de professor, die samen met de majoor aan het hoofd van de tafel zat.
«Maar zij moet het nog wel even overleven» sprak onze kokbeul.
«Dan zullen wij haar een staart geven waaraan zij opgehangen kan worden. Net als een aap die aan zijn staart bengelt.»
Dat was een nieuwe foltering. Dat wilden de beulen wel eens zien. Een luid applaus steeg op toen de professor opstond om zijn nieuw idee toe te lichten. Vandaag was de professor uitgedost als een Zuidzee danseres. Hij droeg een grasrok, had zich, zoals gewoonlijk, grote, valse borsten aangemeten, door een klein behaatje bijna onzichtbaar op hun plaats gehouden, en droeg een weelderige pruik met lang zwart haar. Hij sprong opgewonden op en neer tijdens zijn kollege alsof hij inderdaad aan het dansen was. «De onderste wervels van de ruggegraat, onder het heiligbeen, zijn bij de men geatrofiëerd tot het staartbeen. Omdat er geen zenuwen doorheen lopen moet het mogelijk zijn zonder problemen er een gat in te boren. Wel voorzichtig natuurlijk, want direkt eronder zit de buikholte met de endeldarm en wij willen natuurlijk niet dat die ook doorboord wordt. Als het gat eenmaal gemaakt is doen we er een spreidbout in die dan vastgedraaid wordt. Hetzelfde idee als een bout die in een gipsplaten zoldering gaat. De gipsplaten zijn te dun om de bout te houden, maar als de bout aangedraaid wordt, spreidt zijn eind tot een soort paddestoel hoed. Dat doen wij hier dus ook, de bout haakt zich vast aan de binnenkant van de staartwervels. En aan de andere kant die uit de huid steekt, bevestigen wij een stuk ketting. En dat is dan de slavenstaart.»
Ik moest snel meekomen met de professor naar zijn laboratorium. Terwijl een paar helperbeulen mij stevig vasthielden boorde hij het beschreven gat, deed de bout erin en draaide hem muurvast. De ketting eraan, een extra gat in mijn rok waar de ketting doorheen ging, en dat hing dan inderdaad neer als een staart van mijn achterste tot aan mijn knieën.
Vervolgens keerden wij weer terug naar de feestzaal waar de andere beulen ongeduldig zaten te wachten. Snel werd daar een andere ketting van een katrol boven de feesttafel aan mijn staartketting vastgezet. Ik werd opgehezen, en daar hing ik dan inderdaad als een aap die aan zijn staart bengelt.
Alle beulen brulden het uit van pret toen zij mij daar zo zagen hangen, spartelend met mijn armen en benen, maar nergens komend. Want die staartwervels, als jij er zo over nadenkt, zitten precies op het zwaartepunt van het lichaam. En de natuurkundige wet van behoud van impuls zegt dat alle interne bewegingen van een lichaam het zwaartepunt niet aantasten. Maar dat betekende ook dat dit hangen eigenlijk niet zo pijnlijk was. Todat de beulen natuurlijk aan mijn armen en benen begonnen te trekken en mij heen er weer slingerden. Maar daar kwam het dessert aan. Roomijs! Nu waren de beulen te druk bezig te genieten om zich nog om mij te bekommeren. Oh wat ik zou graag een ijsje gegeten hebben. Maar voor ons slavinnen was er natuurlijk geen feest.
Na het eten hadden de beulen een gezellig borreltje, kletsen met elkaar, speelden kaartspelletjes. En ik hing daar maar en keek op hen neer. Ik moest eigenlijk lozen, het zou leuk zijn dat op hen te laten neerspatten, maar ik durfde het niet te doen. Eindelijk was het over en werd ik omlaag gehaald.
«Dat was eigenlijk knap waardeloos» zei de professor «zij heeft niet genoeg pijn geleden. Wij moeten het precies omgekeerd doen, niet de ledematen omlaag, maar omhoog. De U-stand.»
Oh, de U-stand, een andere vreselijke foltering. Voor de U stand worden jouw polzen en enkels bij elkaar gebonden en daaran word jij opgehangen. Omdat jouw benen dan een gedeelte van jouw gewicht dragen en niet alles aan de armen komt te hangen, lijkt dat eigenlijk een minder erge straf te zijn dan de Y-stand. Maar het probleem is dat jouw hoofd niet wordt ondersteund, dus jij krijgt een ontzettend pijnlijke en stijve nek. Soms binden de beulen dan een kettinkje aan jouw neusring naar jouw polzen en enkels, zodat jij gedwongen wordt het hoofd omhoog te houden, anders lijkt jouw neusring eruit gerukt te worden.
Ik werd dus naar ons eigen slavenverbijf teruggebracht en daar aan de rail in de U stand opgehangen.
«En nu is die staart ketting toch handig» zei de professor. «We kunnen daar een zwaar gewicht aan hangen zodat het wat meer pijn doet.»
Zo gezegd zo gedaan, en terwijl de beulen gniffelend wegliepen bleef ik jankend en kermend hangen.

Onlangs heb ik 5821 van de beulen moeten inwijden in het maken van de slavinnenleverpastij en ik moet zeggen dat na enkele keren al zij het heel goed deed. Geen wonder, zij vertelde mij toen de dochter van een slager te zijn. Beter: te zijn geweest.
Mijn ketens rinkelden over de grond toen ik terugliep naar onze keuken. Ik was niet verbaasd dat de beulen mij naar de rail wezen terwijl 5821 haar bad mocht nemen. En daar hang ik nu terwijl de krampen in mijn darmen met elkaar vechten. Over enkele momenten zal ik losgemaakt worden en naar de bottenkraker gebracht. Hoe zou het zijn, ook al is het dan maar voor enkele momenten, mijn enkels niet meer aan elkaar geketend te hoeven voelen? En zal dan de pijn beginnen? En het boek dat ik aan het schrijven ben, mijn levensverhaal dat nu alleen nog maar in mijn hoofd zit? Het zal daar nooit uitkomen, slavinnen worden niet geacht iets te lezen laat staan te schrijven. Zometeen zal mijn hoofd in de bottenkraker platgewalst worden en alle zenuwknopen die nu mijn verhaal bevatten zullen gewoon vernietigd worden. Alsof het verhaal nooit heeft bestaan. En ik zal het niet eens meemaken omdat ik voor die tijd al dood zal zijn. Ik heb nog nooit een meisje nog levend gezien bij de tijd dat de bottenkraker aan haar ribben begon. En dan over enkele uren, wat er dan nog van de zenuwknopen over zal zijn, die eiwitten zullen chemisch ontleed worden wanneer zij de darmen ingaan van de meisjes die mij nu meewarig aankijken. Nooit zal iemand weten dat er een slavin 2892 is geweest, ook bekend, of eigenlijk niet bekend als Katja.





Copyright © www.oops.nl
----oops.nl----
Home
Sexverhalen
Hetero
Eerste keer
Homo
Lesbisch
Plassex
Tieners
SM
Groepsex
Overspel
Familie
Bisex
Overige
Partners